I.H.M. Friesema, C.M. de Jager, A.E. Heuvelink, W.K. van der Zwaluw, S. Kuiling, J.T.M. Zwartkruis, W. van Pelt In 2010 werden 52 patiënten met een STEC-O157-infectie gediagnosticeerd, wat neerkomt op 0,32 ziektegevallen per 100.000 inwoners (1999-2009: 0,22-0,35 per 100.000, exclusief uitbraken). In 2010 werden ook 81 patiënten met een STEC non-O157-infectie gediagnosticeerd: meest gevonden O-groepen waren O63(13), O91(8), O26(6) en O103(6). Van de STEC-O157-patiënten werd 49% opgenomen in een ziekenhuis (33-54% in eerdere jaren) ten opzichte van 16% van de STEC non-O157-patiënten (11-14% in 2008-2009). Drie kinderen met een STEC-O157-infectie (6%; 2-21% in eerdere jaren) en 1 kind met een STEC-O26-infectie ontwikkelden het hemolytisch-uremisch syndroom (HUS). Uit de vergelijking van de cases met de controles kwam consumptie van rauw/ongaar vlees, met name filet américain als risicofactor voor STEC non-O157-infecties naar voren. Op basis van de testuitslagen van de laboratoria die ook STEC non-O157 kunnen detecteren, wordt geschat dat het daadwerkelijke aantal STEC non-O157-infecties in 2010 in Nederland 2,3 keer hoger lag dan het aantal STEC O157-infecties.