De GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-richtlijnen medische milieukunde (MMK) zijn bedoeld om het handelen van GGD’en te harmoniseren en te optimaliseren. Richtlijnen zijn in het merendeel van de gevallen toepasbaar. Natuurlijk bestaat de mogelijkheid om, mits gemotiveerd, van een richtlijn af te wijken. Dit is afhankelijk van de lokale situatie.

Procedure richtlijnen: De professionals van de GGD’en stellen zelf de richtlijnen MMK op. In dit proces worden waar nodig externe deskundigen geraadpleegd. De coördinatie van de MMK richtlijnontwikkeling ligt bij het RIVM/ cGM centrum Gezondheid en Milieu (centrum Gezondheid en Milieu). Op periodieke basis worden de richtlijnen herzien. Het is mogelijk dat in de tussentijd kleine wijzigingen worden doorgevoerd.

Deze richtlijn is bedoeld voor GGD medewerkers. GGD medewerkers krijgen regelmatig vragen over ventilatie op school van ouders, maar ook van scholen zelf of van gemeenten. Deze richtlijn is niet per se bedoeld om lineair gelezen te worden, maar om antwoord te geven op specifieke vragen die GGD medewerkers kunnen krijgen. De richtlijn beperkt zich tot leslokalen, andere ruimtes in scholen blijven buiten beschouwing.


Wat doet de GGD met ventilatie op scholen?

De GGD kan schoolbesturen, gemeenten, ouders en leerkrachten advies geven over gezondheidsaspecten van ventilatie op school. In bepaalde gevallen willen gemeenten of schoolbesturen schoolgebouwen verbeteren of verduurzamen, en adviezen van de GGD over de gezondheidsaspecten van ventilatie kunnen helpen bij het nemen van beslissingen over verbouwingen aan of nieuwbouw van scholen. In andere gevallen zijn er problemen met het binnenmilieu in schoolgebouwen. Die komen komt vaak aan het licht doordat de gebruikers van een schoolgebouw zich niet prettig voelen, of zelfs gezondheidsklachten ervaren. Ventilatie is dan vaak een cruciaal aandachtspunt, en in veel scholen is ventilatie nog niet of niet meer optimaal.

Situaties waarbij de GGD vragen kan krijgen

Vragen over ventilatie in schoolgebouwen kunnen op verschillende manieren bij de GGD terechtkomen. Dit zijn de meest voorkomende situaties:

  1. Gebruikers (leerkrachten of ouders van leerlingen) kloppen bij de GGD aan met vragen over gezondheid, waarbij een verband wordt gelegd met slechte ventilatie van een schoolgebouw.
  2. Het schoolbestuur heeft vragen over binnenklimaatproblemen in een schoolgebouw.
  3. Een schoolbestuur of een gemeente heeft verbouwingsplannen en wil graag weten wat de GGD adviseert over gezondheidsaspecten van ventilatie.
  4. De gemeente of een schoolbestuur wil schoolgebouwen verbeteren of nieuwe schoolgebouwen bouwen en benadert de GGD om beslissingen te nemen.

Soms ervaren leerlingen of leerkrachten gezondheidsproblemen in een schoolgebouw. De GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) kan in dat soort gevallen het schoolbestuur en de gebruikers van een schoolgebouw helpen met het vinden van de oorzaak van die gezondheidsproblemen. Wanneer ouders van leerlingen of leerkrachten contact zoeken met de GGD is er soms al sprake van minder goede verhoudingen of zelfs onenigheid met het schoolbestuur. Ouders of leerkrachten kunnen dan het gevoel hebben dat er niet naar hen geluisterd wordt als ze problemen signaleren. Daarbij kan gezondheid en ventilatie van het schoolgebouw aangevoerd worden als probleem, maar vaak spelen er daarnaast ook nog andere problemen. De GGD kan bij vragen van ouders of leerkrachten proberen helderheid te geven over het aspect ventilatie en eventuele gezondheidsklachten die daarmee geassocieerd zouden kunnen zijn. Vaak zijn adviezen over de ventilatie op school slechts een deel van de oplossing, en zullen ouders en/of leerkrachten vooral met het schoolbestuur moeten overleggen over de problemen en over fysieke verbeteringen aan het schoolgebouw. De GGD kan daarbij adviseren en soms een bemiddelende rol spelen. Waar het individuele kinderen met astma betreft kan een longverpleegkundige mogelijk ook advies geven over saneringsopties in de schoolsituatie. Dat gebeurt altijd na verwijzing door een arts. Wanneer een leerkracht individuele klachten heeft met betrekking tot ventilatie kan diegene terecht bij het arbeidsomstandighedenspreekuur van de bedrijfsarts. Van dit spreekuur kunnen medewerkers altijd gebruik maken, dit is geregeld in de Arbowetgeving.

Wanneer schoolbesturen vragen hebben over ventilatieproblemen in een schoolgebouw is het belangrijk om eerst te achterhalen welk type ventilatie er in het gebouw aanwezig is, en hoe het gebruikt en onderhouden wordt.

  • Bij scholen met alleen natuurlijke ventilatie  kan de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) eventueel het gebouw inspecteren en adviseren over verbeteringen in het gebruik en de aanwezigheid van ventilatiemogelijkheden in het gebouw.
  • Bij scholen met mechanische ventilatiesystemen kan de GGD het schoolbestuur adviseren over simpele maatregelen om de ventilatie te verbeteren, maar kan de GGD het schoolbestuur ook adviseren om het ventilatiesysteem door een installatie adviesbureau te laten onderzoeken.

Schoolbesturen kunnen ook naar de Rijksoverheid en Ruimte-OK verwezen worden. Wanneer nodig kan de GGD het schoolbestuur helpen met specifieke gezondheidsadviezen De GGD kan het schoolbestuur en de ouders adviseren over welke gezondheidsklachten iets met ventilatie te maken zouden kunnen hebben en welke niet, en hoe de school daar iets mee zou kunnen doen. In Gezondheid en binnenlucht op school wordt nader ingegaan op gezondheidsaspecten van ventilatie.

Scholen met verbouwingsplannen kan de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) doorverwijzen naar het Programma van Eisen Frisse Scholen. Daarin zijn voor allerlei binnenmilieuaspecten die tijdens een verbouwing aan de orde kunnen komen prestatie-eisen uitgewerkt op verschillende ambitieniveaus. Ook de keuzemogelijkheden voor wat betreft eisen aan ventilatie of ventilatiesystemen staan hierin beschreven. Dit programma is een richtlijn en geen regelgeving. Voor wat betreft arbeidsomstandigheden bestaat er wel specifieke regelgeving. GGD Rotterdam-Rijnmond heeft ervaringen met de kwaliteitsborging van keuzes tijdens nieuwbouw en renovatie in een rapport gedeeld in 2019. De GGD kan schoolbesturen helpen bij de keuze voor een ambitieprofiel waar het gaat over gezondheidsaspecten van ventilatie.

Voor nieuwbouw van schoolgebouwen biedt het Programma van Eisen Frisse Scholen keuzemogelijkheden voor allerlei aspecten die tijdens het maken van nieuwbouwplannen spelen. Ook voor ventilatiesystemen is dat het geval. Ruimte-OK biedt in het Kwaliteitskader Huisvesting naast binnenmilieu ook aandacht voor andere zaken, zoals de functionaliteit en de beleving van het gebouw. Uiteraard dient alle nieuwbouw te voldoen aan de geldende wet- en regelgeving. De GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) kan advies geven over gezondheidskundige aspecten van ventilatie. Een slechte buitenluchtkwaliteit, bijvoorbeeld op plekken naast een drukke weg, kan ook leiden tot en slechte binnenluchtkwaliteit. Voor meer informatie over hoe te adviseren hierover zie de Richtlijn Luchtkwaliteit en gezondheid.


Gezondheid en binnenlucht op school

Waarom is ventileren belangrijk en waarom is slecht ventileren ongezond?

Schoolgebouwen zijn gebouwen die intensief gebruikt worden, en waar naast leerkrachten veel kinderen verplicht verblijven gedurende de dag. Goede ventilatie is belangrijk voor gezondheid, comfort en leerprestaties.

Slechte ventilatie heeft een nadelig effect op de kwaliteit van de binnenlucht. Als de kwaliteit van de binnenlucht in een klaslokaal slecht is kan dat leiden tot hinder of gezondheidsklachten, zoals hoofdpijn, vermoeidheid of sufheid, oogirritatie, luchtwegklachten of tot verergering van astma of allergische reacties. In sommige gevallen kunnen ook saneringsadviezen van een longverpleegkundige helpen de situatie te verbeteren. De longverpleegkundige kan via de huisarts worden ingeschakeld.  Verder kan slechte ventilatie zorgen voor geurhinder. Er zijn aanwijzingen dat ziekteverwekkers, zoals het griepvirus en het coronavirus, zich gemakkelijker verspreiden in slecht geventileerde klaslokalen. Dit alles kan ertoe leiden dat kinderen in slecht geventileerde scholen slechter presteren dan kinderen in goed geventileerde scholen.

In sommige klaslokalen ontstaan tijdens het ventileren luchtstromen die zorgen voor tocht. Tocht zorgt voor plaatselijke afkoeling van de huid. Dat kan hinderlijk zijn en soms zorgen voor een ‘stijve nek’. Tocht is echter geen veroorzaker van verkoudheid, zoals ook wel eens wordt gedacht. Meestal is tocht te verhelpen door bij het ventileren goed te kijken hoe de luchtstromen lopen in een lokaal en sommige ramen wat verder dicht te doen en andere wat verder open. Bij ventilatiesystemen kan gekeken worden naar de inblaassnelheid en/of – temperatuur om eventuele tochtproblemen aan te pakken.

Als de ventilatie in een klaslokaal onvoldoende is, is dat vaak te merken aan de muffe lucht die je vooral opmerkt als je een dergelijk lokaal inloopt, of aan een hoge CO2 concentratie als er een CO2 meetapparaat in gebruik is.  Door goed te ventileren wordt ervoor gezorgd dat de gebruikers van schoolgebouwen verse lucht inademen. In veel schoolgebouwen voldoen de ventilatievoorzieningen niet aan de eisen (zie “Wat zijn de wettelijke eisen waar ventilatie van schoolgebouwen aan moet voldoen?”) door bijvoorbeeld te weinig capaciteit van het ventilatiesysteem, of te weinig ramen die open kunnen. Ook komt het voor dat ventilatievoorzieningen niet juist worden gebruikt, of dat ze niet voldoende worden onderhouden.

De kwaliteit van de lucht in een schoolgebouw is afhankelijk van een aantal factoren:

  • de mate en effectiviteit van ventilatie;
  • de kwaliteit van de buitenlucht;
  • dat wat er door uitdamping van (bouw)materialen in de lucht terechtkomt;
  • dat wat de gebruikers van het gebouw aan de lucht toevoegen.

Door voldoende te ventileren op de juiste manier en aanvullend te luchten zal een groot deel van de verontreinigingen die in de binnenlucht terechtkomen op een laag niveau gehouden worden en weer naar buiten worden afgevoerd.

Op plaatsen waar de buitenlucht verontreinigd is, zoals langs drukke wegen, of dichtbij grote andere bronnen van luchtverontreiniging, zal de binnenluchtkwaliteit ook slechter zijn dan op andere plaatsen. Daar is weinig aan te veranderen zonder het schoolgebouw te verplaatsen, behalve soms voor nieuwbouw (zie Richtlijn Luchtkwaliteit en gezondheid ). Alleen in schoolgebouwen waar lucht mechanisch toegevoerd wordt kan de kwaliteit van de aangezogen lucht nog enigszins positief beïnvloed worden door de luchtinlaat zo ver mogelijk van de weg te situeren of door met behulp van filters de buitenlucht te reinigen voordat het in het gebouw terechtkomt. Dat laatste is technisch weliswaar mogelijk, maar in de dagelijkse praktijk blijkt het vrij ingewikkeld te zijn om de lucht te reinigen voordat het in het gebouw terechtkomt.

Meer informatie over effectiviteit automatsche ventilatie:

Bouwmaterialen in een gebouw dampen stoffen uit, vooral in de eerste paar maanden (nadat ze geplaatst zijn). Denk daarbij aan formaldehyde, weekmakers of andere (semi) vluchtige stoffen. Om ervoor te zorgen dat de concentratie van deze stoffen in de lucht niet te hoog wordt, kan gekozen worden voor emissiearme materialen, en is het belangrijk om goed te ventileren. Door de toevoer van verse lucht en de afvoer van gebruikte binnenlucht zal de concentratie van uitdampende stoffen laag blijven.

De gebruikers van een ruimte ademen lucht in en koolstofdioxide (CO2) en waterdamp uit. Daarom zal de concentratie CO2 in een ruimte waar mensen aanwezig zijn, stijgen als er niet voldoende ventilatie is. De CO2 concentratie zal niet hoog genoeg worden om op zichzelf gezondheidseffecten te veroorzaken, maar kan wel gebruikt worden om met metingen in te schatten of er voldoende wordt geventileerd (Zie paragraaf: Zijn er mogelijkheden de lucht in scholen te zuiveren?).
De gebruikers produceren ook geurstoffen, deze stoffen zijn vooral te ruiken in een slecht geventileerde ruimte waar veel mensen aanwezig zijn, zoals een klaslokaal. Er zijn ook aanwijzingen dat leerlingen die thuis een kat hebben kattenallergenen mee kunnen nemen naar school, die zich vervolgens daar weer kunnen verspreiden. Voor andere huisdieren is dat minder bekend, maar ook dat zou het geval kunnen zijn. Leerlingen kunnen ook ziektekiemen, zoals virussen, meenemen naar school. Die kunnen zich daar vervolgens ook via de lucht verspreiden. Door te ventileren zal het effect van de verontreiniging die gebruikers van een gebouw toevoegen aan de lucht minder worden.

Ophoping van stof en het gebruik van sommige schoonmaakmiddelen kan zorgen voor gezondheidsklachten. Keuzes bij de inrichting van een gebouw kunnen de stoffigheid van het gebouw beperken. Verder kunnen de toiletten een bron van geurhinder zijn in een schoolgebouw. Door een schoonmaakvriendelijke afwerking, regelmatig schoonmaken en door voldoende en juiste ventilatie kan voorkomen worden dat al deze verontreinigingen zich ophopen in de lucht van de school en tot gezondheidsklachten leiden.

Wat is de rol van ventilatie bij de transmissie van infectieziekten, zoals Covid-19?

Voldoende ventilatie kan helpen om de verspreiding van sommige infectieziekten op school te verminderen. Voor sommige ziekteverwekkers zijn er aanwijzingen dat ze gemakkelijker worden doorgegeven in ruimtes met weinig ventilatie. Dat geldt voor de ziektes mazelen, influenza, en ook voor Covid-19. Het RIVM heeft voor het coronavirus (Sars-Cov-2) uitgebreid beschreven wat de invloed van ventilatie op verspreiding van het virus zou kunnen zijn. Het RIVM heeft ook ventilatieadviezen gegeven tijdens de coronapandemie. Vooral in ruimtes waar niet of nauwelijks geventileerd wordt en waar veel mensen voor langere tijd aanwezig zijn, lijkt het risico op transmissie sterk toe te nemen. Naarmate een ruimte beter geventileerd wordt zal de winst van extra ventilatie bij het beperken van de transmissie van het virus steeds kleiner worden. In de handreiking ventilatie van Ruimte-OK wordt het volgende geconcludeerd: “Voldoende verversen van de binnenlucht conform de eisen uit Bouwbesluit en aanvullende richtlijnen is volgens het RIVM voldoende om de blootstelling aan voor de gezondheid nadelige binnenmilieufactoren te beperken.”

Ventilatie heeft vooral invloed op het beperken van de overdracht van een ziekte via heel kleine druppeltjes (aerosolen) die gedurende langere tijd in een ruimte kunnen zweven en daardoor een grotere afstand af kunnen leggen dan grotere druppels. Deze overdrachtsroute wordt ook wel aerogene transmissie genoemd. Ventilatie is voor geen enkele ziekteverwekker de enige factor die invloed heeft op de verspreiding van de bijbehorende ziekte. Directe transmissie via druppeltjes op korte afstand (ongeveer binnen 1,5 meter), handen of voorwerpen is voor veel infectieziekten belangrijker dan de aerogene transmissieroute. Ventilatie werkt dus niet preventief voor alle infectieziekten. Alleen wanneer ziekteverwekkers langdurig in kleine druppeltjes of aerosolen (door verschillende beroepsgroepen worden verschillende terminologie en definities gehanteerd) door de lucht kunnen zweven en daarbij infectieus blijven kan ventilatie een belangrijke rol spelen naast de andere transmissiefactoren.


Techniek

Wat is ventileren en wat is luchten?

Ventileren is het in stand houden van een continue luchtstroom in een ruimte, waarbij gebruikte lucht continu vervangen wordt door verse buitenlucht. In een goed geventileerde ruimte zal de luchtkwaliteit beter zijn dan in een slecht geventileerde ruimte, omdat verontreinigingen die hun bron binnen hebben continu verdund zullen worden. Ventileren gebeurt meestal door het openen van roosters, raampjes of ramen, of door het afzuigen van gebruikte lucht en het inblazen van verse lucht met ventilatoren via een systeem van luchtkanalen.

Het is belangrijk om ventileren niet te verwarren met luchten of spuien. Luchten of spuien is een andere manier om gebruikte lucht te vervangen door verse buitenlucht. Onder luchten wordt verstaan het korte tijd wijd openen van vensters of deuren van een ruimte. Als in een ruimte alleen af en toe gelucht wordt en niet geventileerd zal de luchtkwaliteit schommelen. Luchten kan het beste tussen de lessen door gebeuren, en kan gezien worden als extra maatregel naast ventileren om snel alle lucht in een ruimte te vervangen door verse lucht. Luchten kan ook gebruikt worden als een maatregel om de temperatuur in een klaslokaal te beheersen. Voor meer algemene informatie over luchten en ventileren zie de website GGD Leefomgeving.

Scholen kunnen, afhankelijk van de mogelijkheden in het gebouw verschillende opties hebben. Een school zou 24 uur per dag kunnen ventileren. ’s Nachts is er echter niemand aanwezig, en ventileren kost energie, omdat buitenlucht opgewarmd moet worden. Een andere mogelijkheid is om ’s nachts minder te ventileren, en ongeveer een uur voor de school begint de ventilatie aan te zetten. Op die manier beginnen de lessen in frisse lucht, en wordt het energiegebruik beperkt.

Welke typen ventilatiesysteem bestaan er?

Er zijn vier typen ventilatiesystemen:

  • Type A: Ventilatie door natuurlijke toe- en afvoer van lucht
  • Type B: Ventilatie door mechanische toevoer en natuurlijke afvoer van lucht
  • Type C: Ventilatie door natuurlijke toevoer en mechanische afvoer van lucht
  • Type D: Ventilatie door mechanische toevoer en mechanische afvoer van lucht

Hieronder worden deze mogelijkheden in meer detail beschreven.

In een schoolgebouw met natuurlijke ventilatie zijn vensters, ramen, bovenlichtjes of roosters aanwezig die open of dicht gedaan kunnen worden. Door temperatuurverschillen tussen verschillende kanten van een gebouw ontstaan luchtdrukverschillen, waardoor wind ontstaat en lucht gaat stromen als op de juiste plaatsen ramen of roosters geopend zijn. Bij sommige weersomstandigheden (bijvoorbeeld bij windstil weer) is daardoor vrij weinig ventilatie. In gebouwen met natuurlijke ventilatie wordt geen lucht verplaatst door middel van elektrisch aangedreven ventilatoren.

Waarop letten bij scholen met natuurlijke ventilatie?

In een klaslokaal met alleen natuurlijke ventilatie zal de leerkracht er meestal zelf voor moeten zorgen dat raampjes of roosters  op tijd verder opengezet worden bij intensief gebruik van het lokaal. Daarbij geldt dat dwarsventilatie vaak effectiever is dan ventilatie aan één kant van een lokaal. Het is raadzaam om het lokaal ongeveer een uur voor het begin van de les en tijdens de pauzes te luchten. Tijdens de les kan dan geventileerd worden, met raampjes of roosters op een kier.

3D doorsnede van gebouw met pijlen door de ramen die ventielatiestroom voorstellen

Figuur: Type A. Gebouw met natuurlijke ventilatie
Bron: De frisse basisschool, GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) IJselland

In een schoolgebouw met mechanische toevoer en natuurlijke afvoer wordt verse lucht naar binnen geblazen door een elektrisch aangedreven ventilator, en afgevoerd via raampjes of roosters. Dit soort systemen komt in scholen in Nederland niet of nauwelijks voor. 

3D doorsnede van gebouw met pijlen door dak naar de ramen die ventielatiestroom voorstellen

Figuur: Gebouw met mechanische toevoer en natuurlijke afvoer van de lucht
Bron: De frisse basisschool, GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) IJsselland

In een schoolgebouw met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer van lucht wordt de gebruikte lucht afgevoerd door het ventilatiesysteem. Dat gebeurt door lucht via zogenaamde ventielen of afvoerroosters of via het systeemplafond door de TL buizen uit de ruimte te zuigen met behulp van een ventilator die altijd aan staat als het gebouw in gebruik is. De afvoervoorzieningen bevinden zich bij voorkeur in het lokaal zelf (Figuur, Type A), maar soms ook in de aangrenzende gang (Figuur, Type B). In dat laatste geval is er een overstroomvoorziening (bijv. een rooster en/of kier onder de deur of een constructie boven het plafond) nodig om ervoor te zorgen dat lucht vanuit het lokaal naar de gang kan stromen. De toevoer van verse lucht vindt plaats via gevelroosters, of door het op een kier openen van raampjes.

Waarop letten bij scholen met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer?

In een gebouw met dit type ventilatiesysteem dient de mechanische afvoer geregeld door een installateur gecontroleerd te worden volgens de instructies van de fabrikant. Voor de natuurlijke toevoer van buitenlucht moet in ieder lokaal roosters of kleine raampjes open gezet worden. Om energie te besparen staat het systeem vaak ’s nachts en in het weekend op een lager niveau of wordt zelfs helemaal uitgeschakeld. Als het systeem ongeveer een uur voor begin van de lessen aan wordt gezet is de lucht in school vers als de leerlingen het gebouw binnen komen.

3D doorsnede van gebouw met pijlen voor natuurlijke toevoer, raam, en door dak (mechanisch) die ventielatiestroom voorstellen

Figuur: Type C. Gebouw met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer van lucht
Bron: De frisse basisschool, GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) IJsselland

3D doorsnede nat-mech (varian A)
3D doorsnede van gebouw met pijlen voor natuurlijke toevoer, raam, en door dak (mechanisch) die ventielatiestroom voorstellen

 

 

 

 

 


Figuur: Verschillende varianten in een gebouw met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer van lucht. De afvoervoorziening zit bij variant A in het lokaal zelf en bij variant B in de aangrenzende gang. In het laatste geval is er een overstroomvoorziening nodig.
Bron: De frisse basisschool, GGD IJsselland

Overstroomrooster boven deur bij plafond
Overstroomrooster in een deur
Overstroomrooster boven deur

 

 

 

 

Figuur: Verschillende typen overstroomroosters en voorbeelden van plaatsen waar je ze kunt vinden in een schoolgebouw 
Bron: Kenniscentrum Ruimte-OK (2021)

Ronde luchtafvoer
Luchtafvoerrooster in plafond
Luchtafvoer in plafond op een school

 

 

 

 

Luchtafvoer rooster in plafond in een school
Luchtafvoer in plafond, berging school

 

 

 

 

Figuur. Verschillende typen afvoervoorzieningen en plaatsen waar je ze kunt vinden in een schoolgebouw
Bron: Kenniscentrum Ruimte-OK (2021)

In een gebouw met mechanische toevoer en mechanische afvoer, ook wel balansventilatie genoemd, wordt lucht via luchtkanalen toegevoerd en via andere luchtkanalen afgevoerd met een elektrisch aangedreven ventilator. Hoewel er wel spuivoorzieningen aanwezig zullen zijn is het in principe niet nodig om in dit soort gebouwen gevelroosters of klepraampjes open te zetten voor de ventilatie. Dit type ventilatiesystemen kan centraal voor een hele school aangelegd zijn, maar ook decentraal. In dat laatste geval heeft ieder lokaal een eigen installatie. Bij scholen met balansventilatie wordt ook vaak gebruik gemaakt van warmteterugwinning (WTW). Daarmee wordt de warmte uit de gebruikte lucht gebruikt om de verse buitenlucht voor te verwarmen. Daardoor wordt energie bespaard.

Waarop letten bij scholen met balansventilatie?

In gebouwen met balansventilatie is het belangrijk om erop te letten of de aanvoer- en afvoervoorzieningen schoon zijn en of ze werken. Ook zou het kunnen dat bij te kleine luchtaanvoer voorzieningen de stroomsnelheid van de lucht hoger wordt, waardoor op bepaalde plaatsen in het lokaal tochtklachten kunnen ontstaan. In lokalen waar de aanvoer- en afvoervoorzieningen te dicht bij elkaar zitten zal een deel van de toegevoerde lucht meteen weer in de afvoer verdwijnen. In een gebouw met dit type ventilatiesysteem dient de gehele installatie periodiek onderhouden en gecontroleerd te worden volgens de specificaties van de fabrikant. Denk daarbij bijvoorbeeld aan vervanging van de filters en reiniging van luchtbehandelingskast, roosters en luchtkanalen. Bij ventilatieproblemen in dit soort gebouwen is meestal een advies van een installateur nodig.

Gebouw met balansventilatie. Pijlen geven de toevoer en afvoer van lucht aan.

Figuur: Gebouw met mechanische toevoer en mechanische afvoer van lucht. Bron: De frisse basisschool, GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) IJsselland. 

Luchtinvoer via het plafond op een school
Voorbeeld luchtinvoer in plafond
Luchtinvoerrooster via het plafond op een school

 

 

 

 

Close up van luchtinvoerrooster in plafond van een school
Luchtinvoerunit in plafond van een school
Luchtinvoerunit in plafond van een lokaal

 

Figuur: Verschillende type inblaasvoorzieningen en plaatsen waar je ze kunt vinden in schoolgebouwen
Bron: Kenniscentrum Ruimte-OK (2021)

Voor- en nadelen van de verschillende systemen

Natuurlijke ventilatie

+  Meestal gemakkelijk zelf te regelen.
+  Voldoende capaciteit mogelijk, maar dat is wel afhankelijk van gebouwontwerp.
-  Gebruiker bepaalt ventilatie en zal zelf ramen of gevelroosters moeten openen of sluiten (vooral in de winter bestaat de kans dat ramen of roosters dicht blijven).
-  Weersomstandigheden en temperatuur buiten bepalen de ventilatie, bij weinig wind of koud weer is het lastiger om voldoende te ventileren.
-  Mogelijk tochtproblemen als het buiten koud is of bij harde wind.
-  Omgevingslawaai wordt niet of nauwelijks tegengehouden.
-  Energiegebruik, doordat geen warmteterugwinning mogelijk is.

Mechanische afzuiging

+  Minder afhankelijk van weersomstandigheden en gebruikers.
+  Installatie is minder ingewikkeld dan bij balansventilatie.
-  Gebruikers moeten er nog wel voor zorgen dat ventilatieroosters open zijn of raampjes op een kier staan om luchttoevoer te realiseren. Als dat niet gebeurt wordt lucht van elders (de gang, andere lokalen, de kruipruimte of de spouwmuur) aangezogen.
-  Capaciteit voldoet bij oplevering vaak net aan eisen, maar zal na verloop van tijd lager worden door slijtage en vervuiling, daarom is regelmatig onderhoud en  controle door installateur nodig.
-   Geluidsproductie door het ventilatiesysteem.
-   Energiegebruik, doordat geen warmteterugwinning mogelijk is.
+/-  Soms zelf te regelen met standenknop, dat kan een gevoel van controle geven, maar daardoor wordt het ventileren ook wel eens vergeten.

Balansventilatie (mechanische toe- en afvoer)

+  Niet afhankelijk van weersomstandigheden of gebruikers.
+  Biedt de mogelijkheid om lucht van schone zijde gebouw aan te zuigen en te filteren.
+  Biedt de mogelijkheid van energiebesparing (door warmteterugwinning).
-  Capaciteit voldoet bij oplevering vaak net aan eisen, maar zal na verloop van tijd lager worden door slijtage en vervuiling.
-  Gevoelig voor fouten in aanleg, inregeling en onderhoud (controleer prestaties bij oplevering en daarna ook regelmatig).
-  Geluidsproductie door het ventilatiesysteem.
-  Hogere kosten in aanleg, gebruik en onderhoud
+/-  Soms zelf te regelen met standenknop, dat kan een gevoel van controle geven, maar daardoor wordt het ventileren ook wel eens vergeten.
+/- Vraaggestuurde ventilatie op basis van CO2 is een energiebesparingsmaatregel, maar kan zorgen voor een verminderde binnenluchtkwaliteit als er geen leerlingen aanwezig zijn.

Aan welke wettelijke eisen moet ventilatie van schoolgebouwen voldoen?

Als een GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-medewerker betrokken raakt bij vragen over de kwaliteit van de binnenlucht in een schoolgebouw, rijst al snel de vraag aan welke wettelijke eisen het ventilatiesysteem moet voldoen. Het is niet de primaire taak van de GGD om daarover een uitspraak te doen (de GGD heeft geen handhavende bevoegdheid en heeft in het algemeen ook niet de bouwkundige expertise), maar in de overleggen met de school of betrokken installatietechnische adviesbureaus kan het handig zijn om als GGD-medewerker enige kennis van de betreffende bouwregelgeving te hebben om daarmee een serieuze gesprekspartner te zijn. 
Naast de eisen aan de ventilatiecapaciteit worden sinds 2012 ook eisen aan de geluidproductie van mechanische ventilatie gesteld. Dat is belangrijk omdat lawaai vaak een belemmering vormde om de mechanische ventilatie te gebruiken. In veel gevallen wordt om deze reden het systeem op een lager niveau gezet, terwijl dat voor de luchtverversing in een gebouw niet wenselijk is.
In dit onderdeel wordt ook aandacht besteed aan de spuiventilatie. Spuiventilatie is bedoeld om grote ventilatiedebieten te realiseren in geval van een calamiteit (bijvoorbeeld morsen van chemicaliën) of bij overmatige warmtebelasting.

De huidige bouweisen zijn vastgelegd in het Bouwbesluit 2012. Het Bouwbesluit valt formeel onder de Woningwet. De structuur van regelgeving zal veranderen als de Omgevingswet in werking treedt. De eisen zullen voor het overgrote deel gelijk blijven.  Voor scholen die na 2015 zijn gebouwd geldt de verplichting om een CO2 meter te hebben in de klaslokalen. Het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen beoogd om een CO2-meterverplichting voor alle klaslokalen te bundelen met andere wijzigingen van het Bouwbesluit. De minister verwacht dat deze verplichting per 1 juli 2024 in werking zal treden. 

Het Bouwbesluit maakt onderscheid tussen eisen voor nieuwbouw en voor reeds bestaande gebouwen. Voor een goede toetsing/ beoordeling van een bepaald bouwdeel op basis van het bouwbesluit moet gekeken worden naar het bouw- of renovatiejaar. Voor gebouwen na 2012 gelden dus strengere eisen dan voor gebouwen voor 2012.  Scholen die tussen 1993 en 2012 gebouwd zijn worden beoordeeld volgens het ‘rechtens verkregen niveau’ (de nieuwbouweisen die tijdens de bouw van toepassing waren). In de praktijk zijn de eisen daarvoor iets hoger dan voor gebouwen van voor 1993.

Eis ventilatiecapaciteit per persoon

Vanaf 1-4-2012 wordt de eis voor de ventilatiecapaciteit in scholen bepaald door het aantal personen dat in de ruimte aanwezig is. Dat betekent dat de ventilatie in klaslokalen gemaakt is voor een bepaald aantal leerlingen. Als er meer kinderen dan gepland in een lokaal worden geplaatst kan dat zorgen voor te weinig ventilatie per persoon (eenheden: liter per seconde per persoon of kubieke meter per uur per persoon). Voor nieuwbouw geldt als eis 8,5 l/s pp (=30,6 m3/u pp) en voor bestaande bouw 3,44 l/s pp (=12,4 m3/u pp). In de praktijk ligt de eis ergens tussen de 3,44 en 8,5 l/s pp, omdat ook nog het rechtens verkregen niveau (nieuwbouweisen ten tijde van vergunningaanvraag) als toetsingscriterium gebruikt wordt.

Eis spuiventilatie

Voor spuiventilatie in scholen is de vereiste capaciteit gerelateerd aan het vloeroppervlak van het verblijfsgebied. De eis voor een verblijfsgebied in nieuwbouw (na 2012) is 6 dm3/s/m2. Voor een verblijfsruimte is de eis 3 dm3/s/m2, waarbij minstens één raam open moet kunnen (zie Artikel 3.42 in het Bouwbesluit). Voor bestaande gebouwen bestaat geen eis voor de spuicapaciteit.

Eis geluidsbelasting

Volgens het Bouwbesluit artikel 3.9 mag de geluidsbelasting van de eigen installaties in schoolgebouwen niet hoger dan 35 dB decibel (decibel) zijn.

Overige eisen Bouwbesluit belangrijk voor gezondheid

In het Bouwbesluit staan nog meer eisen die voor de gezondheid belangrijk zouden kunnen zijn, bijvoorbeeld over akoestiek, geluidwering en de mate van daglichttoetreding. Deze blijven hier buiten beschouwing omdat de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) hierover nauwelijks vragen krijgt.

Hoewel de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) geen rol heeft in vragen omtrent arbeidsomstandigheden kan het toch zinvol zijn betrokkenen te wijzen op het bestaan van eisen aan ventilatie die in de arbocatalogus voor het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs genoemd worden. Voor zowel primair als voortgezet onderwijs is door de sociale partners in een arbocatalogus invulling gegeven aan de wijze waarop zij binnen hun sector aan de arbeidsomstandighedenwet willen voldoen. Arbocatalogi worden door de Nederlandse Arbeidsinspectie getoetst, en vormen het uitgangspunt voor het toezicht en de handhaving door de Nederlandse Arbeidsinspectie.

In de Arbocatalogus po zijn de eisen over ventilatie voor het primair onderwijs te vinden. Voor het voortgezet onderwijs zijn de eisen over ventilatie in klaslokalen te vinden in de Arbocatalogus vo. Ook voor gymzalen en praktijklokalen zijn er eisen.

Wat zijn problemen met natuurlijke ventilatie in scholen en wat zijn de oplossingen?

Oudere schoolgebouwen hebben vaak alleen natuurlijke ventilatie. Dit type gebouw is meestal voor de jaren 1980 gebouwd. In scholen met natuurlijke ventilatie zijn alleen kleine raampjes, roosters, grotere ramen en deuren (hier verder ventilatievoorzieningen genoemd) beschikbaar om te zorgen voor luchtverversing. In een schoolgebouw met natuurlijke ventilatie zullen de gebruikers van ieder lokaal extra aandacht moeten hebben voor ventilatie van hun lokaal. 

Onderzoek naar mogelijkheden

Schoolbesturen kunnen zelf laten onderzoeken welke mogelijkheden ze hebben om de ventilatievoorzieningen in hun gebouw zo goed mogelijk te benutten of te verbeteren. Ruimte-OK biedt per ventilatietype instructiekaarten aan via het programma ‘Optimaal Ventileren op Scholen’. Daar worden de verschillende mogelijkheden per type ventilatiesysteem tot in detail toegelicht.`

Eenvoudig gebruik van de voorzieningen

Natuurlijke ventilatie is afhankelijk van de weersomstandigheden. Om tocht/koudeval te voorkomen moet de stand van de ventilatievoorzieningen steeds gemakkelijk kunnen worden aangepast door de gebruikers van het lokaal. Daarom moeten ventilatievoorzieningen gemakkelijk bereikbaar, licht bedienbaar en goed instelbaar zijn. Praktisch betekent het dat de bediening gemakkelijk vanaf de vloer te bereiken is om de ventilatie aan te passen en dat voorzieningen zoveel mogelijk traploos regelbaar zijn. Verder is het belangrijk dat ventilatievoorzieningen zoals raampjes en roosters of de bediening daarvan niet belemmerd worden door zonwering, gordijnen of andere voorwerpen of meubels. De beste manier om in dit soort lokalen een goede luchtstroom te creëren ontstaat door  beter ventilatievoorzieningen in twee tegenovergestelde gevels (ook wel dwarsventilatie) op een kier te zetten in plaats van aan een enkele gevel helemaal geopend.

Het al dan niet gebruiken van de voorzieningen en het ontstaan van tocht/koudeval hangen eveneens af van de hoogte waarop de voorzieningen zich bevinden en de afstand. Ventilatievoorzieningen lager dan 1.80 m boven de vloer zijn eigenlijk spuivoorzieningen en maar matig bruikbaar bij slecht weer, omdat vaak tocht/koudeval ontstaat. Bij ventileren met ramen boven in een lokaal ontstaat minder snel tocht. Om tochtklachten te voorkomen zou het kunnen helpen tafeltjes en stoeltjes zover mogelijk van de buitengevel te plaatsen. Ventileren met ramen of roosters waar een radiator onder aanwezig is zou kunnen helpen bij voorkomen van tochtklachten, doordat de verwarming zorgt voor een opgaande luchtstroom.

Tekening, doorsnede van gebouw met leefzone, hoogte en breedte

Figuur: Leefzone in verband met thermisch comfort. Bron: Blauwe boekje, GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) IJsselland


Vandalisme, insluiping of inbraak

Ventilatievoorzieningen in schoolgebouwen met natuurlijke ventilatie kunnen gevoelig zijn voor vandalisme, insluiping of inbraak. Dit heeft vaak invloed op het ventilatieregime, vooral buiten schooltijden. In oudere gebouwen is luchtinfiltratie via kieren vaak voldoende ’s nachts. In nieuwere gebouwen kunnen in de zomer speciale voorzieningen voor zomernachtventilatie een oplossing bieden. In gebouwen waar ’s nachts ventileren lastig is kan ongeveer een uur voor aanvangstijd van de lessen het gebouw gelucht worden. Daarmee worden ook de gedurende de nacht vrijkomende vluchtige stoffen uit materialen in de school uit het gebouw afgevoerd.

Schoonmaken

Ventilatieroosters moeten regelmatig schoongemaakt worden. Ze mogen niet zodanig vervuild raken dat het onmogelijk wordt om er doorheen te kijken. Vervuilde roosters laten minder lucht door, en kunnen de lucht die naar binnen komt verontreinigen. 

Omgevingslawaai

Ventilatievoorzieningen in schoolgebouwen met natuurlijke ventilatie kunnen omgevingslawaai doorlaten. Daardoor worden ventilatievoorzieningen soms minder gebruikt dan nodig is. In sommige gevallen kunnen suskasten een oplossing bieden (zie ook richtlijn geluid (link) voor meer mogelijkheden).

Wat zijn problemen met mechanische ventilatie in scholen, en wat zijn de oplossingen?

In scholen met een mechanisch ventilatiesysteem zorgt een elektrisch aangedreven ventilatiesysteem (luchtpomp) ervoor dat luchtverversing plaatsvindt.

In scholen met alleen mechanische afzuiging gebeurt dat vaak door lucht centraal of decentraal (per lokaal) af te zuigen. In dat type gebouwen dienen gevelroosters of raampjes in ieder lokaal geopend te worden om verse lucht naar binnen te laten.

In scholen met balansventilatie (met of zonder warmteterugwinning) wordt gebruikte lucht afgezogen via een systeem van luchttoevoerkanalen, en wordt tegelijkertijd in ieder lokaal verse lucht ingeblazen via een apart systeem van luchtafzuigkanalen.

Onderzoek naar mogelijkheden

Schoolbesturen kunnen zelf laten onderzoeken welke mogelijkheden ze hebben om de ventilatievoorzieningen in hun gebouw zo goed mogelijk te benutten of te verbeteren waar nodig. Ruimte-OK biedt voor ieder type ventilatiesysteem instructiekaarten in het programma ‘Optimaal Ventileren op Scholen’ aan. Daar worden de verschillende mogelijkheden per ventilatiesysteem tot in detail toegelicht.

  • In scholen met alleen mechanische afzuiging van lucht moeten in ieder lokaal ook luchttoevoervoorzieningen (meestal gevelroosters of kleine raampjes) open staan. Als dat niet gebeurt zal er geen of te weinig verse lucht het lokaal binnen komen. 
  • Mechanische ventilatie of de mechanische component van een ventilatiesysteem is vrijwel onafhankelijk van de weersomstandigheden. 
  • De werkzaamheid van mechanische ventilatie is sterk afhankelijk van keuzes bij de aanleg van het systeem. Bij de aanleg van een ventilatiesysteem wordt vaak gekozen voor de goedkoopste optie. Ventilatiesystemen nemen echter na ingebruikname vaak aan capaciteit af, door vervuiling en slijtage, wat betekent dat een krap gedimensioneerd systeem vrij snel na oplevering al niet meer voldoet aan de eisen uit het bouwbesluit. Bij twijfel over het nog voldoen van een ventilatiesysteem kan een debietmeting uitsluitsel geven. 
  • Onderhoud van ventilatiesystemen dient te bestaan uit technisch onderhoud en schoonmaak van het systeem. Daar hoort ook de inwendige reiniging van kanalen bij. Onderhoud dient door een installateur te gebeuren.
  • Ventielen/roosters voor luchtafvoer dienen minimaal twee maal per jaar te worden gereinigd om niet dicht te slibben. Als ze al eerder zichtbaar vuil zijn dient dit vaker te gebeuren.
  • Filters in een balansventilatiesysteem moeten volgens de onderhoudsinstructies van fabrikant of leverancier vervangen worden (minimaal 1 keer per jaar, bij voorkeur 2 keer per jaar). 
  • Inspectie en eventueel reiniging van ventilatiekanalen moet niet vergeten te worden. Afvoerkanalen dienen iedere tien jaar gereinigd te worden en aanvoerkanalen iedere vijf jaar. Door de aanvoerkanalen komt namelijk verse buitenlucht in het gebouw terecht. Reinigen van ventielen, roosters en vervangen van filters kan een school zelf, maar het verdere onderhoud is specialistisch werk en dient door een installateur uitgevoerd te worden.
  • Verschillende onderdelen van een ventilatiesysteem werken continu en hebben een beperkte levensduur. Ze dienen vaak na 10-15 jaar te worden vervangen.
  • Een mechanisch ventilatiesysteem kan zelf hinderlijk geluid veroorzaken, veroorzaakt  door een lawaaiige ventilator, trillingen van de luchtbehandelingskast, door een plaatselijk te hoge luchtsnelheid of doordat geluiden via de ventilatiekanalen van lokaal naar lokaal gaan (dat wordt ook wel overspraak genoemd). Geluidhinder door het ventilatiesysteem kan ervoor zorgen dat er minder geventileerd wordt dan gewenst, omdat het systeem op een lagere stand gezet wordt of zelfs uit wordt gezet.
  • Moderne ventilatiesystemen zijn vaak CO2 gestuurd. Dat betekent dat in ieder lokaal een CO2 sensor de ventilatie regelt. Bij lage bezetting van een lokaal gaat de CO2 concentratie niet snel omhoog. Het instellen van een minimum ventilatieniveau kan slechte ventilatie bij lage bezetting van een lokaal voorkomen. Ook onderhoud en kalibratie van dit soort CO2 sensoren dient onderdeel uit te maken van het vaste onderhoud aan de installatie. 

Zijn er mogelijkheden om de lucht in scholen te zuiveren?

Het lijkt vaak een aantrekkelijke optie om met een apparaat de lucht op school te zuiveren van verontreinigingen die in het klaslokaal ontstaan. De GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) krijgt dan ook geregeld vragen over de werkzaamheid van luchtzuiveringssystemen. Er bestaan verschillende methoden om lucht te ontdoen van verontreinigingen of ziektekiemen. Let op! Hier kunnen ook nadelen aan kleven. Ruimte-OK heeft in een handreiking samengevat wat de voor- en nadelen van de verschillende methoden van luchtreiniging zijn. Luchtreinigers die geen verse lucht aanvoeren of gebruikte lucht afvoeren zijn nooit een alternatief voor een ventilatiesysteem.

In de afweging van een school om daadwerkelijk een luchtzuiveringssysteem te installeren  dient duidelijk te zijn dat dit soort technische apparatuur onderhouden dient te worden. Het is geen kwestie van ‘neerzetten en vergeten’. Verder neemt dergelijke apparatuur niet de noodzaak van ventilatie in een klaslokaal weg. 

Regelmatig wordt ook de vermeende luchtzuiverende werking en zuurstofproductie van planten genoemd. Tot nu toe is echter nooit aangetoond dat het plaatsen van planten in een klaslokaal de lucht schoner maakt. De zuurstofproductie van planten is in de praktijk beperkt, en zal nooit een alternatief zijn voor ventilatie. Naast het plaatsen van planten in een klas zal er dus nog steeds aandacht voor voldoende toevoer van verse lucht moeten zijn.


CO2

Is CO2 een goede maat voor de kwaliteit van de binnenlucht?

De Gezondheidsraad noemt de koolstofdioxide (CO2) concentratie een goede maat voor de luchtverversing, maar slechts een zwakke indicator voor de binnenluchtkwaliteit in klaslokalen. Binnenlucht verontreiniging door andere stoffen is vaak niet afhankelijk van de CO2 concentratie. 

CO2 is indicator van ventilatie, maar niet van luchtkwaliteit

De CO2 concentratie geeft een ruwe indicatie van de mate van ventilatie in een ruimte waar mensen aanwezig zijn. Mensen zijn door hun ademhaling zelf de belangrijkste CO2 bron. Ventileren is nodig om gebruikte lucht te vervangen door verse lucht. Het toevoeren van verse lucht zal naast de CO2 concentratie de concentratie van andere verontreinigingen in de lucht omlaag brengen. De CO2 concentratie in de lucht van een binnenruimte zal doorgaans alleen stijgen als daar veel mensen aanwezig zijn. De concentratie van andere verontreinigingen in de binnenlucht is echter niet altijd afhankelijk van de aanwezigheid van mensen. Daarom is het belangrijk om altijd enigszins te ventileren, ook als er geen mensen in een ruimte aanwezig zijn en de CO2 concentratie dus niet zal stijgen. 

CO2 als indicator in een klaslokaal

Door de continue toevoer van CO2 (door de aanwezigheid van kinderen) is de CO2 concentratie voor klaslokalen een geschikte maat om de mate van ventilatie te beoordelen. In een bezet klaslokaal zal de CO2 concentratie oplopen ten opzichte van de buitenluchtconcentratie van ongeveer 450 ppm parts per million (parts per million) tot een vrij hoog evenwichtsniveau als er te weinig ventilatie is (in uitzonderlijke gevallen tot wel 4000 ppm). Als er meer geventileerd wordt zal die evenwichtsconcentratie CO2 lager liggen (<1200 ppm bij voldoende ventilatie). Het meten van de CO2 concentratie in een bezet klaslokaal kan daardoor snel een signaal geven dat de ventilatie tekort schiet. Als er niemand in een klaslokaal aanwezig is, zal de CO2 concentratie niet oplopen. Door kieren en gaten kan de CO2 concentratie ook afnemen, dit wordt infiltratie genoemd.

De samenstelling van de lucht

De lucht die we inademen bestaat voor ca. 21% uit zuurstof (O2) en ca. 78% uit stikstof (N2), de rest bestaat uit een aantal andere gassen, zoals argon, waterdamp en koolstofdioxide. De concentratie CO2 in de buitenlucht ligt rond 400 ppm, in stedelijk gebied is de concentratie iets hoger dan in landelijk gebied. 400 ppm CO2 komt overeen met 0,04%. 

Relatie CO2 en zuurstof in inademingslucht

Er zijn mensen die denken dat een hoge CO2 concentratie in de binnenlucht een tekort aan zuurstof kan veroorzaken. Dit is echter niet het geval. Mensen ademen om zuurstof binnen te krijgen. Daarna wordt met de uitademingslucht CO2 uitgeademd. In een ruimte waar mensen aanwezig zijn en waar weinig geventileerd wordt zal de CO2 concentratie stijgen. Als er veel mensen aanwezig zijn, zoals in een klaslokaal, kan de CO2 concentratie zelfs omhoog gaan tot een paar duizend ppm. Dat is nog steeds weinig in vergelijking met het percentage zuurstof in de lucht, 5000 ppm CO2 is 0,5%. Van verdringing van zuurstof zal dus geen sprake zijn. 

CO2 meten met sensoren

Het is vrij gemakkelijk om CO2 in de lucht te meten met goedkope sensors. Moderne ventilatiesystemen (met vraaggestuurde ventilatie) maken daar gebruik van om het systeem automatisch harder of zachter te laten draaien (dat laatste vooral om energie te besparen). De gebruikte sensors zijn meestal niet heel erg nauwkeurig en kunnen gemakkelijk 10% afwijken van de werkelijke CO2 concentratie. Dat is echter geen probleem, omdat de CO2 concentratie slechts gebruikt wordt als ruwe indicator voor de mate van ventilatie.

Locatie van een CO2 sensor

De CO2 sensor dient bij voorkeur op een plek geplaatst te worden die een representatief beeld geeft van de ruimte. Daarbij heeft een plek aan de muur, niet direct naast een persoon, raam of deur de voorkeur. Indien een CO2 sensor teveel afleiding geeft voor de leerlingen kan overwogen worden de sensor zo te plaatsen dat alleen de leerkracht het apparaat kan zien.

Hoe verloopt de CO2 concentratie gedurende de dag in een bezet klaslokaal?

In een klaslokaal waar de les begint zou de CO2 concentratie idealiter ongeveer op de concentratie moeten liggen die in de buitenlucht heerst (ca. 400 ppm). Dat is vooral belangrijk om ervoor te zorgen dat de binnenlucht zo schoon mogelijk is. Als de CO2 concentratie ’s ochtends niet in de buurt van de 400 ppm komt is het raadzaam daar een oplossing voor te vinden. De situatie kan verbeterd worden door ’s nachts te ventileren, of door ’s ochtends ruim voor het begin van de lessen het ventilatiesysteem op een hoge stand aan te zetten, of door het gebouw ’s ochtends ruim voor de lessen te luchten. Hierbij dient er wel voor gezorgd te worden dat de temperatuur in de lokalen niet al te laag is bij het begin van de schooldag. Dat zou ertoe kunnen leiden dat ventilatievoorzieningen bij het begin van de les helemaal dichtgedaan worden.

Afhankelijk van de bezetting en de ventilatie zal de CO2 concentratie tijdens de aanwezigheid van de leerlingen oplopen tot een evenwichtsniveau. Als de leerlingen het lokaal verlaten, bijvoorbeeld tijdens een pauze, zal de CO2 concentratie weer dalen, na verloop van tijd tot de buitenluchtconcentratie. De snelheid waarmee de CO2 concentratie daalt is afhankelijk van de hoeveelheid ventilatie die in een lokaal plaatsvindt. Zie Figuur: Veranderingen in de CO2 carbon dioxide (carbon dioxide) concentratie tijdens een schooldag in een klaslokaal voor het verloop van de CO2 concentratie in een klaslokaal dat 's nachts niet goed doorgelucht is en daardoor al begint met een CO2 concentratie van rond de 1200 ppm parts per million (parts per million), die  vervolgens tijdens de les oploopt naar waarden van bijna 3000 ppm, en waar in de middag met wat ramen open de situatie wat beter is, maar waar de CO2 concentratie nog steeds oploopt tot 1800 ppm.

De CO2 concentratie in het klaslokaal is een maat voor de ventilatie in dat lokaal, en geeft ook aan of er sprake is van ophoping van geurstoffen (bedompte lucht). Het gas CO2 zelf heeft in de concentraties die aangetroffen kunnen worden in klaslokalen geen effect op de gezondheid. Pas bij zeer hoge concentraties CO2 (vanaf 5000 ppm parts per million (parts per million)) kunnen mensen gezondheidsklachten ondervinden die direct te relateren zijn aan de CO2-concentratie. Zulke hoge concentraties worden in klaslokalen niet bereikt. 

In moderne schoolgebouwen met balansventilatie wordt vaak een CO2 sensor gebruikt om automatisch te bepalen hoeveel en wanneer er geventileerd moet worden (vraaggestuurde ventilatie). Ook in scholen met alleen mechanische afzuiging van lucht worden CO2 sensoren  gebruikt om de mate van ventilatie vast te stellen. Als blijkt dat de CO2 concentratie te snel oploopt en te hoog wordt kan actie ondernomen worden. Dat kan soms door de afzuiging handmatig harder te zetten (denk er wel aan dat dan ook roosters of raampjes verder geopend worden, anders wordt de lucht mogelijk uit andere lokalen of uit de kruipruimte aangezogen). Sommige schoolgebouwen zijn uitgerust met ventilatieroosters of raampjes met CO2-sturing, die raampjes of roosters gaan dan automatisch verder open als de CO2 concentratie omhoog gaat.

Ook in schoolgebouwen met alleen natuurlijke ventilatie kan CO2 gebruikt worden als indicator voor de ventilatie. Er bestaan bijvoorbeeld stoplichtsensoren, die bij een lage CO2 concentratie op groen (voldoende ventilatie) staan, oranje worden als de CO2 concentratie verhoogd is en rood worden als de CO2 concentratie boven een ingestelde waarde uitkomt (onvoldoende ventilatie). Stoplichtsensoren waarschuwen op die manier de gebruiker van een klaslokaal. In de handreiking ‘Optimaal ventileren in de klas met de CO2 meter’ van Ruimte-OK is o.a. beschreven hoe de CO2 meter gebruikt kan worden en waar het apparaat geplaatst kan worden. Als de sensor oranje wordt is het een goed idee een raampje wat verder open te zetten. Als de sensor rood wordt is de urgentie om een raampje verder open te zetten hoger. Let wel, dit soort stoplichtsensoren geven geen gevaarwaarschuwing. Het is een momentopname van de CO2 concentratie in de ruimte en kan gebruikt worden als hulpmiddel: ‘zet een raampje open’ om  inzicht te geven in de mate van ventilatie.

Lijngrafiek met CO2 concentraties in een klas gedurende dag

Figuur: Veranderingen in de CO2 concentratie tijdens een schooldag in een klaslokaal dat niet doorgelucht is voor het school begin om 8.15 uur. Y-as beschrijft de CO2 concentratie in de ruimte, op de X-as wordt de tijd weergegeven. De pijlen geven entree van kinderen, vertrek van kinderen, of einde van de lesdag weer. Over tijd zie je de concentratie CO2 stijgen als de kinderen aanwezig zijn in de klas. Op het moment dat de kinderen uit de klas vertrekken wordt het lokaal goed gelucht en daalt de concentratie CO2 naar ca. 450 ppm parts per million (parts per million). Als er vanaf 12 uur weer kinderen aanwezig zijn stijgt de CO2 concentratie minder snel dan 's ochtends doordat er nu 2 ramen open staan.

Naar welke concentratie CO2 zou je moeten streven in een klaslokaal?

Er bestaat geen wetenschappelijke consensus over een grenswaarde voor ventilatie of CO2 waaronder geen gezondheidseffecten voorkomen. Door meer te ventileren wordt de luchtkwaliteit in een klaslokaal altijd beter. Daaruit zou de conclusie getrokken kunnen worden dat het goed zou zijn om te streven naar een CO2 concentratie die zo dicht mogelijk bij de CO2 concentratie in de buitenlucht ligt. Technisch gezien is dat ook wel mogelijk, maar streven naar een lagere CO2 concentratie gaat natuurlijk gepaard met toenemende kosten door een hoger energiegebruik voor verwarming, maar ook voor koeling. Meer ventileren vergt niet alleen duurdere ventilatiesystemen met meer capaciteit, maar zorgt er gedurende het stookseizoen ook voor dat verwarming duurder uit kan vallen, omdat verse buitenlucht verwarmen altijd energie kost.
De ventilatie in een klaslokaal en de kwaliteit van de binnenlucht zijn slechts een onderdeel van de fysieke schoolomgeving. Allerlei andere fysieke en sociale factoren zijn ook belangrijk voor de gezondheid van de leerlingen. De afweging over al deze zaken dient gemaakt te worden door het schoolbestuur.

Richtwaarde 1200 ppm CO2

Wetenschappelijk onderzoek levert aanwijzingen dat kinderen in klaslokalen waar te weinig geventileerd wordt, en de CO2 concentratie dus hoog is, vaker gezondheidsklachten hebben en mogelijk slechter presteren op school. De Gezondheidsraad concludeerde in 2010 dat er weinig onderzoek is waaruit blijkt dat gezondheidseffecten bij CO2 concentraties onder een zeer ruwe grens van 1200 ppm nog optreden. De Gezondheidsraad ziet dus geen reden om een grens strenger dan 1200 ppm te hanteren. De GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) hanteert net als de Gezondheidsraad ook een waarde van 1200 ppm als richtwaarde voor voldoende ventilatie. In het Bouwbesluit is beschreven aan welke eisen voldaan dient te worden met een toelichting

Ook onder 1200 ppm ontevredenheid over luchtkwaliteit mogelijk

Bij CO2 concentraties onder de 1200 ppm blijft ook geurhinder enigszins binnen de perken, hoewel uit onderzoek bekend is dat dan toch nog mensen ontevreden kunnen zijn over de kwaliteit van de binnenlucht (voor meer informatie: Guidelines for ventilation requirements in buildings. 1992. European collaborative action, report no 11). Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat bij CO2 concentraties rond de 1200 ppm zelfs meer dan 20% van de mensen aangeeft ontevreden te zijn over de luchtkwaliteit.

Het Programma van Eisen Frisse Scholen 2021 is opgesteld in opdracht van de RVO Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) door bba binnenmilieu, BenR en Building Vision. Met dit Programma van Eisen biedt de Rijksoverheid schoolbesturen met nieuwbouw- of verbouwingsplannen de mogelijkheid om expliciet keuzes te maken over ambities op het gebied van verduurzaming en kwaliteit van hun schoolgebouwen. Op de website is naast andere informatie ook het Programma van Eisen Frisse Scholen te vinden.

Klasse A, B en C in Programma van Eisen

In het Programma van Eisen worden voor allerlei aspecten steeds drie niveaus geboden waaruit een initiatiefnemer voor een bouwproject kan kiezen: Klasse A t/m C. Daarbij sluit klasse C grofweg aan op de geldende wet- en regelgeving voor bestaande gebouwen wetgeving en afspraken over arbeidsomstandigheden. Nieuwe schoolgebouwen moeten ten aanzien van luchtverversing minimaal voldoen aan klasse B.

Grenswaarden ventilatie uit het Programma van Eisen Frisse Scholen 2021 

In het Programma van Eisen Frisse Scholen 2021 worden grenswaarden genoemd voor ventilatie.

Tabel: Grenswaarden voor ventilatie

 

Klasse C (voldoende)

Klasse B (goed)

Klasse A (uitmuntend)

Maximale CO2 concentratie in lokaal tijdens gebruik (ppm parts per million (parts per million))

1200

950

800

Ventilatiedebiet (liter/sec/persoon)

6

8,5

12

Bron: RVO, 2021.

Alleen de grenswaarde van 1200 ppm heeft tot op zekere hoogte een wetenschappelijke basis, boven die waarde kan er geurhinder ontstaan doordat mensen elkaar gaan ruiken. De andere grenswaarden hebben geen wetenschappelijke basis, maar zijn gebaseerd op inschattingen van de opstellers van het Programma van Eisen.
Ook het Kwaliteitskader Huisvesting van Ruimte-OK sluit hierbij aan en geeft handvatten voor de ventilatie van schoolgebouwen.

Voor bestaande schoolgebouwen zonder verbouwingsplannen ligt het voor de hand om in lokalen die in gebruik zijn te streven naar Klasse C. Daarmee worden de meeste gezondheidseffecten voorkomen en zal geurhinder geen grote rol spelen. Als tijdens metingen de 1200 ppm af en toe overschreden wordt is dat niet direct een probleem. Dat zou vooral beschouwd moeten worden als een signaal om de ventilatie wat te vergroten door bijvoorbeeld een extra raam of rooster open te zetten.

Voor schoolgebouwen met verbouwingsplannen zou het gunstig kunnen zijn een ventilatiesysteem  te installeren dat meer presteert dan wettelijk gezien noodzakelijk is. Tijdens een verbouwing zijn de mogelijkheden om een beter ventilatiesysteem in te bouwen groter en zullen de kosten daarvan relatief mogelijk lager zijn. Dat biedt de kans om een ventilatiesysteem te installeren met een groter debiet. Een systeem met een grotere capaciteit hoeft minder hard te draaien, en veroorzaakt daardoor vaak minder geluid. Bovendien neemt in ieder ventilatiesysteem de capaciteit na verloop van tijd af, waardoor een hogere aanvangscapaciteit gunstig is.


Vragen van scholen

Hoe zit het met onderhoud van mechanische ventilatiesystemen op scholen?

Onderhoud van ventilatiesystemen op school is cruciaal. Mechanische ventilatiesystemen dienen volgens de gebruiksaanwijzing op de juiste manier te worden onderhouden door ter zake kundige installatiebureaus. Wanneer dat niet gebeurt kunnen ventilatiesystemen en -kanalen vervuild raken en daardoor niet meer goed functioneren. Zorg voor een onderhoudsplan, waarin precies is aangegeven wat er op welk moment aan het ventilatiesysteem moet gebeuren. Het programma van Eisen Frisse Scholen geeft ook belangrijke adviezen over de kwaliteitsborging van ontwerp t/m gebruiksfase. Vooral in het document Frisse Scholen Toets is meer informatie te vinden. De brancheorganisatie voor ventilatiesystemen geeft tips voor onderhoud. 

Prestatiecontracten 

Als je een onderhoudscontract afsluit is het mogelijk om te sturen op de prestaties die het ventilatiesysteem levert, maar dat blijkt in de praktijk soms ingewikkeld. De GGD Rotterdam-Rijnmond heeft ervaringen met prestatiecontracten beschreven op haar website en in een artikel in Schooldomein

Vooraf nadenken over onderhoud bij nieuwbouw en renovatie 

Het is zinvol om al na te denken over het onderhoud van een nieuw te bouwen schoolgebouw voordat het gebouwd wordt, of voordat de renovatie van een bestaand schoolgebouw vast ligt. In het project aardgasvrije scholen worden ervaringen met onderhoud van schoolgebouwen beschreven. Het bijbehorende rapport ‘aardgasvrije, frisse en gezonde scholen’ stelt dat de kans op een succesvolle transformatie naar aardgasvrije school groter wordt als het onderhoud integraal meegenomen wordt in de aanbesteding. Schoolbesturen kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen het onderhoud van tevoren in opdracht te geven. In dat geval is een consortium van bedrijven verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud en moet gedurende tien jaar de prestaties garanderen.

Wat kunnen scholen doen bij problemen rond ventilatie?

Scholen komen soms met vragen over gezondheidsproblemen van leerlingen of leerkrachten bij de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) terecht. Gebrek aan ventilatie kan één van de mogelijke oorzaken van die gezondheidsproblemen zijn. Met de informatie en de verwijzingen in deze richtlijn zou het mogelijk moeten zijn om scholen met problemen zo goed mogelijk te helpen. Het is belangrijk om de vragen die scholen stellen in goed overleg met het schoolbestuur aan te pakken, en zo breed mogelijk naar eventuele oorzaken van de problemen te blijven kijken.

Programma 'Optimaal ventileren op scholen' van Ruimte-OK

Scholen die bij de GGD aankloppen met vragen rond ventilatie zouden baat kunnen hebben bij het programma ‘Optimaal ventileren op scholen’ van Ruimte-OK.  
Ruimte-OK is een kenniscentrum dat scholen adviseert over verduurzaming van hun gebouwen en gemeenten ondersteunt rondom vraagstukken op het gebied van huisvesting en exploitatie. Ruimte-OK is opgericht op initiatief van het Waarborgfonds Kinderopvang, de PO-Raad, VO-raad en de VNG Vereniging Nederlandse Gemeenten (Vereniging Nederlandse Gemeenten).

De Handreiking Optimaal Ventileren op Scholen geeft docenten, leerlingen, gebouwbeheerders en andere betrokkenen tips en adviezen voor een optimale werking van de aanwezige voorzieningen.  Met het processchema optimaal ventileren kunnen scholen in een aantal stappen problemen rond ventilatie aanpakken. 

Deze instrumenten bieden scholen perspectief om problemen rond ventilatie aan te pakken. De GGD kan scholen desgewenst helpen met het doorlopen van het processchema, en adviseren rond gezondheid bij de aanpak van ventilatieproblemen. 

Om scholen te ondersteunen bij problemen rond ventilatie heeft het Ministerie van OCW Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), in samenspraak met de PO-Raad, VO-raad en VNG, in 2022 een pakket van maatregelen georganiseerd om de ventilatie op scholen te optimaliseren (Zie Ventilatie in schoolgebouwen). Onderdeel hiervan was de inrichting van een Hulpteam Optimaal VentilerenScholen konden een expert uit dit hulpteam uitnodigen voor een locatiebezoek. Middels een rondgang door de school kon de situatie ter plaatse worden beoordeeld. De locatie bezoeken waarmee de schooladviezen voor de korte, middellange en langere termijn krijgt kunnen nog steeds worden aangevraagd bij het kenniscentrum Ruimte-OK.

Wat kunnen scholen doen aan ventilatie bij verbouwings- of nieuwbouwplannen?

Kwaliteitskader Huisvesting

Scholen met verbouwings- of nieuwbouwplannen kunnen als uitgangspunt het Kwaliteitskader Huisvesting van Ruimte-OK gebruiken. Dit kwaliteitskader, dat tot stand is gekomen op verzoek van PO-raad, VO-raad en VNG, beschrijft keuzemogelijkheden die scholen hebben bij verbouw of nieuwbouw. In opdracht van de Rijksoverheid is het Programma van Eisen Frisse Scholen ontwikkeld. Dit Programma van Eisen wordt ook in het eerder genoemde kwaliteitskader Huisvesting gebruikt als uitgangspunt. Al deze middelen bieden keuzemogelijkheden op het gebied ventilatie, maar ook op het gebied van energie, lucht, temperatuur, licht en geluid in schoolgebouwen. 

Programma van Eisen Frisse Scholen

Het kwaliteitskader huisvesting verwijst naar het Programma van Eisen Frisse Scholen en geeft adviezen over het te kiezen ambitieniveau op het gebied van ventilatie. Het Programma van Eisen Frisse Scholen geeft voor ieder aspect (waarvan ventilatie er één is) de mogelijkheid om te kiezen tussen drie ambitieniveaus:

  • Klasse C (voldoende)
  • Klasse B (goed)
  • Klasse A (uitmuntend)

Voor klasse C geldt dat een school daarmee voldoet aan de geldende wet- en regelgeving. Als een school bepaalde accenten wil leggen kunnen ze voor de verschillende aspecten kiezen voor een hoger ambitieniveau. In het Programma van Eisen Frisse Scholen is beschreven wat ze daarvoor moeten doen en welke prestatie-eisen gesteld kunnen worden bij het maken van bouwplannen. Als een school wil voldoen aan de hoogste ventilatie-eisen geeft het Programma van Eisen Frisse Scholen mogelijkheden om dat te bewerkstelligen. Naast ventilatie biedt het programma van eisen meer kansen om een gebouw gezond te maken. Denk daarbij bijvoorbeeld aan hitte en geluid.

Kennisdocument onderhoud ventilatiesystemen

Om ervoor te zorgen dat ventilatiesystemen goed onderhouden worden en blijven doen waarvoor ze gemaakt waren kunnen scholen verwezen worden naar het programma van Eisen Frissen Scholen. De brancheorganisatie voor ventilatiesystemen geeft tips voor onderhoud. In het kader van de SUVIS regeling heeft Ruimte-OK een kennisdocument gemaakt.

Wie is er verantwoordelijk voor de bouw en het onderhoud van schoolgebouwen?

De juridische eigenaar van een gebouw is verantwoordelijk voor de bouw en onderhoudswerkzaamheden. Bij scholen is dat tegenwoordig meestal het schoolbestuur. Vroeger waren veel scholen eigendom van de gemeente. In de meeste gevallen is dit overgedragen aan een stichting. Gemeenten hebben wel hun wettelijke zorgplicht behouden. Soms zijn er bij de overdracht afspraken gemaakt over een periode waarbinnen de gemeente nog zorg draagt voor groot onderhoud. Verschillende scholen en gemeenten kunnen verschillende afspraken hebben gemaakt. Voor vragen van specifieke scholen is het raadzaam om bij het schoolbestuur na te vragen hoe dit geregeld is. Ruimte-OK heeft over verantwoordelijk rond ventilatie op scholen het één en ander opgenomen in een kennisdocument
De verantwoordelijkheid voor een goed binnenklimaat op school is een primaire verantwoordelijkheid van de gebruiker. Dit is geregeld via de Arbo wetgeving. 
Bij twijfels over het functioneren van het ventilatiesysteem kan het schoolbestuur een onafhankelijk adviseur of (installatie)bedrijf in de arm nemen om te laten controleren of het systeem aan de bij de bouw gestelde eisen voldoet.

Hoe kun je bepalen of er voldoende ventilatie is in een klaslokaal?

Als GGD hebben we betrekkelijk weinig mogelijkheden om nauwkeurig te bepalen hoe het gesteld is met de ventilatie in een klaslokaal (zie voor meer informatie het bewustwordingsproject in onderdeel: Wat is de eendagsmethode en wat was het bewustwordingsproject ventilatie scholen?.). Om toch een globaal beeld te krijgen is het goed om eerst te bepalen welk soort ventilatie een schoolgebouw precies heeft.

Bij vragen van scholen met balansventilatie is het raadzaam om de school te adviseren een installateur of adviseur in te schakelen. Die kunnen bepalen of het ventilatiesysteem naar behoren werkt en op de juiste manier onderhouden is. Als er problemen zijn kan zo’n bureau vaak ook metingen doen van het ventilatiedebiet om te bepalen of er voldoende lucht door het gebouw stroomt, in relatie tot de bezetting.

Als er alleen mechanische afzuiging in een schoolgebouw aanwezig is kan het raadzaam zijn tijdens een rondgang door het gebouw te kijken hoe het systeem geacht wordt te werken, en of het nog werkt zoals het oorspronkelijk bedoeld was. Vaak wordt de lucht centraal in een schoolgebouw afgezogen, en door de onderdruk die daardoor in de gangen ontstaat stroomt de lucht via ventilatieroosters of kleine raampjes door de lokalen richting de gang. Let wel, er bestaan veel variaties op dit systeem. In veel gevallen is het raadzaam om te controleren of de afzuiging werkt en of de deuren van de klaslokalen lucht doorlaten, zoals dat bedoeld is. Verder zullen in alle lokalen roosters of ramen open moeten staan en niet geblokkeerd of vervuild zijn om de toevoer van verse lucht mogelijk te maken. Om even snel te controleren of de afzuiging werkt of niet kun je een papiertje voor een afzuigrooster of afzuigventiel houden. Dat zou moeten blijven ‘plakken’ als de afzuiging aan is. Mocht de afzuiging niet werken, neem dan contact op met de onderhoudsinstallateur.

In scholen met alleen natuurlijke ventilatie is het belangrijk om te controleren of roosters, kleine raampjes of andere ventilatiemogelijkheden goed bruikbaar, schoon en bereikbaar zijn. De leerkrachten van alle lokalen moeten ook instructies hebben over het belang van goede ventilatie en wat ze moeten doen om goed te kunnen ventileren (zie onderdeel: Wat is de eendagsmethode en wat was het bewustwordingsproject ventilatie scholen? met meer informatie over de eendagsmethode).

Een CO2-meting kan helpen om een beeld te gevenkrijgen van de hoeveelheid ventilatie in een klaslokaal waar leerlingen aanwezig zijn. Houdt daarbij wel in gedachten dat CO2 meten geen heel precies beeld geeft van de ventilatie. Als een CO2-meting ingezet wordt door de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) heeft het de voorkeur om dat in ieder geval gedurende een paar dagen te doen om te zien of de CO2 carbon dioxide (carbon dioxide) concentratie vaker hoog wordt, en dat ook in meerdere ruimtes van het gebouw te doen om vergelijkingen te kunnen maken tussen verschillende lokalen. Ook Ruimte-OK geeft hiervoor instructies in de Maatwerkregeling ventilatie op scholen. Voor meer informatie over hoe dat in afgeronde GGD projecten is gedaan zie onderdeel: Wat is de eendagsmethode en wat was het bewustwordingsproject ventilatie scholen?

Hoe omgaan met ventilatie bij hitte en kou?

Hitte

Als het buiten heel warm wordt, bijvoorbeeld tijdens een hittegolf is het belangrijk om daar met ventileren rekening mee te houden. Eén van de belangrijkste maatregelen om de temperatuur binnen zo lang mogelijk laag te houden is het voorkomen van instraling door de zon. Zonwering aan de buitenkant van het raam (het liefst met uitval- of knikarmschermen, maar screens kunnen ook) is daarbij het meest effectief. Doe de zonwering weer omhoog zodra de zon van de ramen af is, zodat ventilatie niet wordt belemmerd. Zie voor meer informatie over wat te doen bij hittegolven de richtlijn zomerse omstandigheden of bij Ruimte-OK het kwaliteitskader huisvesting of in de handreiking ‘Oorzaken en oplossingen voor te warme gebouwen’ Scholen kunnen ook zelf een hitteplan opstellen, waar de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) bij kan helpen. Zie als voorbeeld de instructiefolder van GGD Zuid Holland Zuid.
Meer informatie over hitte en effecten van hitte is te vinden op de website van het RIVM: 
•    Hitte
•    Kinderdagverblijven en scholen.

's Nachts ventileren bij hitte

Als de lucht buiten warmer is dan de lucht binnen, bijvoorbeeld overdag tijdens een hittegolf,  kun je het beste overdag tijdelijk minder ventileren en alleen af en toe luchten/spuien. Veel moderne schoolgebouwen hebben ventilatiesystemen die automatisch overdag meer gaan ventileren en ’s nachts minder gaan ventileren. Dat soort systemen zijn vaak CO2 gestuurd. Overdag zijn er kinderen aanwezig en gaat de CO2 concentratie omhoog en ’s nachts gebeurt dat niet. Tijdens een hittegolf kun je het beste ’s nachts ventileren, omdat de buitenlucht dan koeler is dan de binnenlucht. Daarvoor bestaan ook technische oplossingen zoals automatische zomernachtventilatie. Overdag veel ventileren zorgt ervoor dat het binnen opwarmt.

Warmte- koudeopslag of airconditioning en ventileren

Sommige schoolgebouwen zijn uitgerust met warmte- koudeopslagsystemen of airconditioning. Dat soort systemen zorgt voor koeling, maar niet voor luchtverversing. Ventilatie blijft dus nodig om verse lucht toe te voeren.
Zelfs als het buiten nog koel is kan de temperatuur in klaslokalen al snel oplopen. Dan is luchten een goed oplossing voor het naar beneden brengen van de temperatuur, omdat de lucht buiten het lokaal kan afkoelen.

Geen hittegolf, toch te warme klaslokalen

In klaslokalen van moderne schoolgebouwen kan het snel te warm worden, zelfs als er van een hittegolf nog helemaal geen sprake is. Daarom is het belangrijk dat in dit soort gebouwen de ramen gemakkelijk opengezet kunnen worden om snel te koelen. Met het reduceren van energiegebruik in gedachten zijn moderne schoolgebouwen zo gebouwd dat warmte zoveel mogelijk vastgehouden wordt in het gebouw. Dat is vanzelfsprekend als het buiten koud is. Als het buiten warmer wordt en de zon schijnt warmen de lokalen snel op. In moderne schoolgebouwen wordt op verschillende manieren warmte vastgehouden in het gebouw, bijvoorbeeld door het gebruik van bepaalde soorten isolatieglas, maar ook door het gebruik van warmteterugwinningssystemen bij mechanische balansventilatie. 

Warmteterugwinning uitzetten?

In klaslokalen zitten veel kinderen, die allemaal warmte produceren. Dat zorgt er in sommige gevallen voor dat warmteterugwinning een groot deel van het jaar eigenlijk niet nodig is, en misschien wel beter uitgezet zou kunnen worden. In de meeste gebouwen met dit type systeem gebeurt dat automatisch via een ‘bypass’. Voor advies hierover zou een installatie adviesbureau ingeschakeld kunnen worden.

Ventileren tijdens koude omstandigheden

Wanneer het buiten heel koud is wordt vaak de ventilatie wat lager gezet of worden de ramen wat meer dichtgehouden om de stookkosten te beperken. Het is echter belangrijk om te ventileren in een klaslokaal, ook als de verwarming aan is. Op die manier komt er verse lucht naar binnen. 

Voorkomen van comfortproblemen door tocht

Tijdens koud weer kan binnengelaten lucht koud aanvoelen en dat kan soms voor comfortproblemen zorgen door tocht. Door het uitproberen van verschillende ventilatie- en verwarmingsmogelijkheden in een lokaal kan dan de minst oncomfortabele manier van ventileren en verwarmen toegepast worden. Daarbij kan gedacht worden aan verschillende raampjes of roosters die meer of minder open gezet worden, de inrichting en indeling van het lokaal en ook de kleding van de leerlingen. In schoolgebouwen die uitgerust zijn met warmteterugwinning speelt dit wat minder, omdat daar de verse buitenlucht voorverwarmd wordt door de gebruikte lucht uit het lokaal. Kortom, de beste oplossing is afhankelijk van het type ventilatiesysteem dat aanwezig is.


(Afgeronde) projecten

Wat is de eendagsmethode en wat was het bewustwordingsproject ventilatie scholen?

Tussen 2008 en 2014 is het ‘bewustwordingsproject ventilatie scholen’ uitgevoerd door de GGD-en onder coördinatie van GGD Nederland. Van 2008 tot en met 2013 heeft de GGD bijna alle 4.300 basisscholen met natuurlijke ventilatie bezocht. De GGD beoordeelde het binnenmilieu en voerde indicatieve CO2-metingen uit, dat werd benoemd als de ‘eendagsmethode’. De school ontving een gratis CO2-meter, schooladvies-op-maat met concrete bouwkundige adviezen en praktische tips ter verbetering van de kwaliteit van het binnenmilieu. Tussen 2013 en 2014 werd het vergelijkbare project “Mechanische ventilatie basisscholen uitgevoerd” op scholen met mechanische ventilatie.

Opmerking: In deze richtlijn wordt voor technisch onderzoek in veel gevallen doorverwezen naar installateurs of Ruimte-OK. GGD-medewerkers die zichzelf verder willen verdiepen en zelfstandig een ventilatie-onderzoek overwegen/willen doen, worden verwezen naar de informatie op het platform cgm.healthandsafety.nl. Na inloggen vind je de informatie op MMK Richtlijnen; Richtlijn ventilatie op school. Hierin staan ook alle documenten en een rekenprogramma om de ventilatie in scholen met natuurlijke of mechanische ventilatie in kaart te brengen behorende bij het project “Mechanische ventilatie basisscholen”. Ook vind je hier het boekje “De Frisse Bassischool” met tips om de ventilatie in bestaande scholen te verbeteren. Let wel, in de hier genoemde oude documenten worden andere advieswaarden gehanteerd dan in de huidige richtlijn. In 2016 is als vervolg op dit project ook de Binnenmilieuscan scholen voor GGD-GHOR Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio) NL ontwikkeld.

 Wat is de gezonde school aanpak en speelt ventilatie daarin ook een rol?

Gezonde School is een programma dat onderwijsprofessionals helpt om te werken aan een gezonde leefstijl op school. Scholen kunnen met behulp van dit programma op verschillende terreinen hun school verbeteren en een vignet ‘gezonde school’ verdienen. Het gaat daarbij om verbeteringen van de educatie en de fysieke en sociale schoolomgeving, het signaleren van (mogelijke) gezondheidsproblemen en het uitdragen van een schoolbeleid dat gezond gedrag stimuleert. Binnen het thema Milieu en natuur wordt onder andere aandacht besteed aan het belang van goede ventilatie op school en worden tips gegeven hoe dat te bewerkstelligen.
GGD GHOR Nederland voert sinds 1 januari 2017 het beheer van het programma Gezonde School. Iedere GGD heeft  één of meerdere Gezonde School adviseurs. 

Wat is de Binnenmilieuscan Basisscholen?

In 2016 heeft GGD GHOR Nederland de Binnenmilieuscan Basisscholen gepubliceerd. Deze binnenmilieuscan is bedoeld voor schoolbesturen om op een gestructureerde manier het binnenmilieu van de school in kaart te brengen. Het doel hiervan is het realiseren en/of behouden van een gezond binnenmilieu op school. Er is een bijbehorende handleiding voor gebouwgebruikers.

Werkgroepleden

R. van Strien, GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Amsterdam (penvoerder)
R. Bogers, RIVM
J. van Ginkel, GGD IJsselland     
K. Holtz, GGD Drenthe           
A. van Pelt, GGD Zeeland   
L. Ruhaak, GGD Haaglanden 
R. Selen, GGD'en Brabant 
J. Willems, VGGM        
A. Versteeg, RIVM/cGM centrum Gezondheid en Milieu (centrum Gezondheid en Milieu) (coördinator) 

  • A. (Alvin) Bartels, Beleidsadviseur infectiepreventie, Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)), RIVM
  • Dr. T.M. (Marije) van Koperen, Senior-adviseur programma Gezonde School, Projectleider Monitoring en Evaluatie Gezonde School, RIVM
  • ir. F. (Froukje) van Dijken, healthy building specialist, bba binnenmilieu
  • Prof. dr. ir. A.C. (Atze) Boerstra, Professor of Building Services Innovation, Faculty of Architecture and the Built Environment, TU Technische Universiteit (Technische Universiteit) Delft 
  • M. (Marco) van Zandwijk, Expert huisvesting, Kenniscentrum Ruimte-OK en Waarborgfonds & Kenniscentrum Kinderopvang
  • F. (Ferdie) van de Winkel, Kenniscentrum Ruimte-OK en Waarborgfonds & Kenniscentrum Kinderopvang

Disclaimer

Disclaimer

De GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) richtlijnen medische milieukunde worden met de grootste mogelijke zorgvuldigheid opgesteld. Desondanks is het mogelijk dat de inhoud onvolledig/onjuist is. Het cGM centrum Gezondheid en Milieu (centrum Gezondheid en Milieu) is niet aansprakelijk voor eventuele onjuistheden in de inhoud of genomen beslissingen gebaseerd op de inhoud van de medische milieukunde richtlijnen.

Suggesties voor aanvullingen of wijzigingen zijn welkom via cGM@rivm.nl.

Neem voor lokale situaties contact op met uw GGD.