English Abstract Bottom-up data for carbon dioxide, methane and nitrous
oxide from the official national inventories (National Communications) were
compared with data from EDGAR (Emission Database for Global Atmospheric
Research) and top-down emission estimates, based on the results of
dispersion and climate models using measured concentrations of greenhouse
gases in the atmosphere. The aims of this preliminary study were to
investigate the possibilities of comparing different types of emission
inventories, to develop a methodology for this comparison and to use the
results in an analysis to identify areas for improving the IPCC methodology.
The main conclusion points to the value of an international program to
review and evaluate national inventories of greenhouse gases. Both
bottom-up and top-down emission data were found to improve the scientific
understanding of the global and regional budgets. Data exchange promotes
consensus on the data among scientists and policy-makers. For CO2 , it is
not possible at the moment to estimate fossil fuel emissions derived from
atmospheric measurements and global carbon dioxide budget calculations with
more accuracy than for emissions based on bottom-up emission inventories.
For CH4, a global or even a zonal comparison of bottom-up emission
inventories with top-down results of transport models is possible;
furthermore, uncertainty for specific sources may have been reduced.
Uncertainties for N2O emissions are so large that we may expect both
top-down and bottom-up emission estimates to benefit from results of a
careful comparison of these emission estimates. Comparing national
inventories with EDGAR data has identified areas for future improvement in
the IPCC Guidelines.
Rapport in het kort
Voor de broeikasgassen CO2, CH4 en N2O zijn bottom-up
gegevens van officiele nationale inventarisaties (de z.g. National
Communications) vergeleken met gegevens van EDGAR (Emission Database for
Global Atmospheric Research) en top-down resultaten van emissieschattingen
op basis van verspreidings- en klimaatmodellen die gebruik hebben gemaakt
van gemeten concentraties in de atmosfeer. Het doel van deze voorstudie was
om de mogelijkheden van hoe verschillende typen emissie-inventarisaties met
elkaar vergeleken kunnen worden; een methode te ontwikkelen om de
vergelijkingen uit te voeren; om op basis van een verschillenanalyse
mogelijke terreinen voor verbeteringen van de IPCC methode voor
emissieschattingen in kaart te brengen. De belangrijkste conclusie is dat
een internationaal programma voor review en evaluatie van nationale
inventarisaties van broeikasgassen nuttig is omdat het gebruik van zowel
bottom-up als top-down emissiegegevens het wetenschappelijk inzicht in
mondiale en regionale budgetten vergroot en vergelijking van data het
bereiken van overeenstemming over de gegevens tussen wetenschappers en
beleidsmakers stimuleert. Het is momenteel niet mogelijk om voor CO2 met
een top-down analyse gebruik makend van atmosferische metingen de CO2
emissies van fossiele brandstoffen nauwkeuriger te schatten dan met
bottom-up methoden. Voor CH4 een mondiale en zonale vergelijking van
bottom-up en top-down resultaten van verspreidingsmodellen is mogelijk en
een reductie van de onzekerheid voor specifieke bronnen is haalbaar.
Onzekerheden in de N2O emissies zijn zo groot dat we mogen verwachten dat
top-down en bottom-up emissieschattingen beiden kunnen profiteren van een
zorvuldige resultatenanalyse. De vergelijking van nationale inventarisaties
met EDGAR gegevens heeft terreinen voor verdere verbetering van IPCC
Guidelines in kaart gebracht.