Gegevens over de voedselconsumptie en inname van energie en voedingsstoffen van zelfstandig wonende mannen en vrouwen van 70 jaar en ouder. De voedselconsumptie is gemeten tussen oktober 2010 en februari 2012. Speciale aandacht gaat uit naar de consumptie van groente, fruit, vis en vocht, en hoeveel procent van de ouderen voldoet aan de aanbevelingen voor de inname van energie, vitamine B2, B6, B12, C en D, foliumzuur, ijzer, en calcium.


Doelstelling

Doel van de VCP Voedselconsumptiepeiling (Voedselconsumptiepeiling)-Ouderen is het verkrijgen van gegevens over de voedselconsumptie van zelfstandig wonende ouderen van 70 jaar en ouder in Nederland, in het bijzonder:

  • consumptie van productgroepen, zoals fruit, groente, vis en dranken en het percentage ouderen dat voldoet aan de aanbevelingen hiervoor. Speciale aandacht ging uit naar de inname van vocht.
  • inname van energie en voedingsstoffen en het percentage ouderen dat voldoet aan de aanbevelingen hiervoor. Speciale aandacht ging uit naar een te hoge of te lage energie inname en de inname van vitamine B2, B6, B12, C, D, foliumzuur, ijzer en calcium.
  • gebruik van voedingssupplementen en de inname van micronutriënten uit  voedingsmiddelen en voedingssupplementen.
  • de bijdrage van voedingsmiddelengroepen aan de inname van energie en voedingsstoffen.
  • plaats en tijd van consumptie van voedingsmiddelen, energie en nutriënten.
  • antropometrische bepalingen, prevalentie van moeilijkheden met eten en drinken en het percentage ouderen dat mogelijk risico heeft op ondervoeding.
  • consumptie van verschillende productgroepen en de inname van energie en voedingsstoffen opgeplitst naar verschillende karakteristieken zoals gezondheidsstatus.

Onderzoekspopulatie

De doelpopulatie bestaat uit alle in Nederland zelfstandig wonende mannen en vrouwen van 70 jaar en ouder ongeacht hun nationaliteit. Dit is ongeveer 10% van de Nederlandse bevolking. Uitzondering geldt voor personen die in een instelling verblijven, de Nederlandse taal onvoldoende beheersen, terminaal ziek zijn, sondevoeding of parenterale voeding gebruiken, een zorgzwaartepakket van 5 of hoger hebben of onvoldoende in staat zijn om het onderzoek te volbrengen. Het was wel toegestaan dat de deelnemer met behulp van iemand anders aan het onderzoek deelnam(partner, verzorger). De onderzoekspopulatie beoogt een representatieve afspiegeling te zijn van deze in Nederland wonende bevolkingsgroep.
Het beoogde aantal personen waarover zowel algemene gegevens als voedselconsumptiegegevens verzameld zijn was 720: 360 mannen en 360 vrouwen verdeeld over 15 gemeenten. Binnen iedere gemeente is een willekeurige steekproef uit de gemeentelijke basisadministratie getrokken. Hierbij is rekening gehouden met een goede verdeling naar leeftijd en geslacht.

Methodiek

Bij dit onderzoek is twee keer een huisbezoek afgelegd. Tijdens deze huisbezoeken zijn enkele algemene vragen gesteld en werd de voeding van de voorgaande dag doorgenomen. Om dit te vergemakkelijken is de deelnemers gevraagd op een afgesproken dag een voedingsdagboek bij te houden. Hieronder volgt een toelichting op een aantal onderdelen.

Uitnodiging en toelichting

De deelnemers ontvingen schriftelijke informatie over het onderzoek met de mededeling dat binnen enkele dagen een onderzoeksmedewerker hen zou bezoeken voor nadere toelichting. Wanneer de genodigde bereid en in staat was deel te nemen werd verdere toelichting gegeven, afspraken gemaakt en benodigd materiaal achtergelaten.

Onderzoeksmedewerker

Het veldwerk is uitgevoerd door hiervoor getrainde diëtisten. Alle contacten met een deelnemer zijn zo veel mogelijk steeds door dezelfde persoon gevoerd.

Voedingsdagboek

Het voedingsdagboek was bedoeld als geheugensteuntje voor het voedingsinterview. De deelnemer schreef hierin op de afgesproken dagen de geconsumeerde voeding op. De deelnemer hoefde zijn of haar voeding voor het onderzoek niet aan te passen.

Telefonische instructie

De onderzoeksmedewerker nam voorafgaand aan de twee registratiedagen telefonisch contact op om te herinneren aan de datum van invullen en om gebruik van het dagboek desgewenst nogmaals toe te lichten.

Twee huisbezoeken

Er vond tweemaal een interview aan huis plaats, telkens op de dag na het invullen van de dagboekjes. Op zon- en feestdagen vonden geen huisbezoeken plaats. Als het dagboek op zaterdag was ingevuld, werden de deelnemers op maandag bezocht.

Tijdens het eerste huisbezoek:

  • is de deelnemer opnieuw goed ingelicht en gevraagd een formulier te ondertekenen waarmee deze aangaf voldoende geïnformeerd te zijn;
  • zijn mondeling vragen gesteld over de voeding, leefstijl, gezondheid en cognitieve vaardigheden (mondelinge vragenlijst);
  • is het ingevulde dagboek doorgenomen, zijn de huishoudelijke maten nagemeten en zijn details van de consumpties in de computer ingevoerd conform de 24-uursvoedingsnavraag-methode;
  • is de datum voor het invullen van het tweede dagboek en het huisbezoek bevestigd.

Tijdens het tweede huisbezoek:

  • zijn antropometrische gegevens gemeten: lengte, gewicht, armomtrek en buikomvang;
  • is het tweede ingevulde dagboek doorgenomen, zijn eventuele nieuw gebruikte huishoudelijke maten gemeten en zijn opnieuw details van de geconsumeerde voeding ingevoerd conform de 24-uursvoedingsnavraagmethode;
  • ontvingen de respondenten een informatiefolder met voedingsaanbevelingen en een cadeaubon als dank voor hun deelname.

Periode tussen de huisbezoeken

De periode tussen het eerste en tweede huisbezoek was circa 4 weken. Het streven was om alle dagen van de week in het onderzoek in gelijke mate te laten voorkomen.

24-uurs-voedingsnavraagmethode

De 24-uursvoedingsnavraag betreft de periode van het opstaan op de dag waarover de voedselconsumptie is nagevraagd, tot aan het opstaan op de volgende dag (de dag van het interview).
Computergestuurd. Tijdens het onderzoek is gebruik gemaakt van een computergestuurd interviewprogramma voor 24-uursvoedingsnavraag (EPIC-Soft®, IARC International Agency for Research on Cancer (International Agency for Research on Cancer)) waarbij de antwoorden direct in de computer worden ingevoerd.

EPIC-Soft

Het voedingsinterview met EPIC-Soft omvat de volgende onderdelen:

  • vastleggen van algemene gegevens van de deelnemer (waaronder geboortedatum, lengte en gewicht) en van de dag van navraag (eventuele dieetrichtlijn of voedingsvoorschrift, bijzondere dag zoals feestdag, vakantie en dergelijke);
  • per consumptiemoment vastleggen van tijdstip, consumptieplaats en geconsumeerde voedingsmiddelen op hoofdlijnen;
  • beschrijven en kwantificeren van de geconsumeerde voedingsmiddelen; per voedingsmiddel worden waar mogelijk nadere specificaties gevraagd en vastgelegd, zoals de bereidingswijze of het vetgehalte;
  • controleren van de gegevens op hoeveelheden (waarschuwing bij overschrijden van de grenswaarde) en ontbrekende informatie en controleren op basis van een globale berekening van de inname van energie en macro-voedingsstoffen;
  • vastleggen van het gebruik van vitamine- en mineralenpreparaten.

Voedingsstoffen

De berekening van de voedingsstoffen is uitgevoerd met behulpt van een uitgebreide versie van de NEVO-tabel 2011 (Nederlands Voedingsstoffenbestand). Voor het berekenen van de hoeveelheid nutriënten uit voedingssupplementen is gebruikgemaakt van NES 2011 (Nederlands Supplementenbestand).

Gebruikelijke inname

Voor een correcte evaluatie van de inname ten opzichte van de voedingsnormen is niet de gemiddelde inname over twee dagen van belang, maar de inname over een langere periode: de gebruikelijke inname. Deze wordt geschat uit de VCP-gegevens (waargenomen inname). Dit is uitgevoerd met behulp van SPADE. (Statistical Program to Assess Dietary Exposure).

Weging

Alle resultaten voor deze onderzoeksgroep zijn gewogen voor kleine verschillen in de verdeling van de deelnemers naar geslacht, leeftijd, regio en urbanisatiegraad ten opzichte van de zelfstandig-wonende Nederlandse ouderen, en voor kleine afwijkingen in de verdeling van de navraagdagen over dag van de week en seizoen ten opzichte van een evenredige verdeling.

naar boven

Resultaten

Respons

In totaal zijn 3138 personen in de leeftijd van 70 jaar en ouder uitgenodigd voor deelname aan het onderzoek. 9% daarvan voldeed niet aan de inclusiecriteria; van de overige 2848 personen was 17% niet bereikbaar, 57% wilde niet deelnemen. Van 739 personen (26%) is een complete en bruikbare set informatie ontvangen, te weten een ingevulde vragenlijst, antropometrische gegevens en de resultaten van twee 24-uursvoedingsnavragen.

Representativiteit

Ten opzichte van de gemiddelde Nederlandse bevolking van zelfstandig-wonende ouderen waren de deelnemers over het algemeen gezonder en hadden minder cognitieve en lichamelijke gebrekenbeperkingen. Ook had een kleiner deel van de vrouwen een BMI Body Mass Index (Body Mass Index) van ≥30 kg kilogram (kilogram)/m2. Daarmee vertegenwoordigt de studiepopulatie een vitaler deel van de ouderen.

Gezondheidstoestand

In de onderzoeksgroep waren vooral de meer vitale ouderen vertegenwoordigd. Het merendeel van de populatie had een of meer chronische ziekten.
Uitgaande van het screeningsinstrument SNAQ 65+ (Short Nutritional Assessment Questionnaire 65+) was een van de acht ouderen ondervoed. Een klein deel (circa 1%) van de zelfstandig-wonende ouderen had een BMI van <20 kg/m2, terwijl 20% van de onderzoeksgroep een BMI had van 30kg/m2 of meer.
Meer mannen (82%) dan vrouwen (66%) gingen dagelijks naar buiten en de meeste deelnemers waren gematigd actief gedurende 30 minuten per dag op vijf dagen van de week of meer.

Consumptie van voedingsmiddelen

Van de meeste voedingsmiddelengroepen aten de mannen meer dan de vrouwen. Vrouwen consumeerden echter meer van de productgroepen 'fruit en noten' en 'niet-alcoholische dranken'. De consumptie van basisvoedingsmiddelen, zoals aanbevolen volgens de Richtlijnen Voedselkeuze van het Voedingscentrum, was laag. Dit geldt bijvoorbeeld voor brood, aardappelen/rijst/pasta, zuivelproducten en smeer- en bakvetten.
Ouderen eten en drinken vooral thuis, minder dan 10% van de consumptie vindt buitenshuis plaats.

Consumptie van groenten, fruit, vis en dranken

Groente en fruit

De gemiddelde inname van fruit (ca. 1,5 stuks per dag) was lager dan de aanbevolen twee stuks; het gemiddelde gebruik van groente evenaarde net de aanbeveling van drie opscheplepels per dag.

Vis

Ten minste 40% van de ouderen gebruikte niet wekelijks een portie vette vis, zoals aanbevolen.

Percentage van de populatie dat niet voldoet aan de richtlijnen voor groente, fruit en vis

Voedingsmiddelengroep, gebaseerd op de Richtlijnen Voedselkeuze

Geslacht*

Gemiddeld (g/dag)

P50
(g/dag)

Richtlijn (g/dag)

% inname <richtlijn

Vis

Mannen

25

24

30

70

 

Vrouwen

23

22

30

77

Fruit

Mannen

152

145

200

74

 

Vrouwen

169

160

200

69

Groente

Mannen

160

155

150

46

 

Vrouwen

157

153

150

48

*n= 373 mannen; n= 366 vrouwen

Dranken

De gemiddelde consumptie van dranken (1,4 liter) was net beneden de aanbeveling van 1,5 tot 2 liter per dag.

Energie en macronutriënten

Voor mannen en vrouwen was de gemiddelde energie-inname lager dan bij gematigde activiteit voor ouderen wordt aanbevolen. Mogelijk was sprake van een onderschatting van de energie-inname.
De verhouding van macronutriënten ten opzichte van de energie-inname was suboptimaal, overeenkomstig die van volwassenen beneden 70 jaar. Voor de meerderheid van deze groep ouderen was de inname van eiwit voldoende. De totale koolhydraatinname lag beneden en de totaal vet-inname boven de referentiewaarden voor een zittende populatie.
Wat betreft de vetzuurverhouding van de voeding was de inname van trans-vetzuren, linolzuur en alfa-linoleenzuur voldoende; het aandeel verzadigd vet was te hoog; het aandeel visvetzuren laag.
De hoeveelheid voedingsvezel was lager dan aanbevolen.
Het alcoholgebruik was te hoog bij ongeveer een vijfde van de vrouwen en twee vijfde van de mannen.

De belangrijkste bronnen van energie waren ontbijtgranen (inclusief brood), zuivelproducten en vlees. Ongeveer 18% van de totale energie-inname was afkomstig van niet-basisvoedingsmiddelen zoals ‘suiker, snoep, zoet beleg en zoete sauzen’, ‘gebak en koek’ en ‘niet-alcoholische dranken’. Deze resultaten komen overeen met die van 7-69-jarigen.
Gemiddeld werd 27% van de energie buiten de hoofdmaaltijden om geconsumeerd en was 9% van de energie afkomstig van buitenshuis gegeten voedingsmiddelen.

Gemiddelde bijdrage van macronutriënten aan de energie-inname van vrouwen
(het verschil met mannen was maximaal 2%)

 

Micronutriënten

De aanbeveling om dagelijks een vitamine D bevattend supplement te gebruiken wordt door ongeveer 25% van de vrouwen en 20% van de mannen boven 70 jaar opgevolgd.
Een klein deel van de ouderen (<15%) heeft mogelijk een inadequate inname vitamine A, B2, B6, foliumzuur, en vitamine C (alleen mannen). Er zijn geen indicaties dat de voeding excessief hoge hoeveelheden vitamines bevat.
Mogelijk heeft circa 10% een tekort aan selenium, terwijl van calcium, kalium en (alleen bij mannen) magnesium de toereikendheid onduidelijk is. De inname van overige mineralen en spoorelementen is voldoende.

Supplementen en verrijkte voedingsmiddelen

Verrijkte voedingsmiddelen en voedingssupplementen samen droegen voor circa 30% bij aan de inname van vitamine D en in iets mindere mate aan vitamine B6 en foliumzuur.
45% van de ouderen gebruikte voedingssupplementen; van de vrouwen 52%, van de mannen 36%. Gedurende de wintermaanden gebruikten meer ouderen voedingssupplementen (45%) dan in de rest van het jaar (38%). Multivitamine/multimineralen supplementen werden het meest geslikt.
De aanbeveling voor ouderen om dagelijks een vitamine D bevattend supplement te gebruiken werd gedurende de wintermaanden door een derde van de vrouwen en een vijfde van de mannen opgevolgd. Gedurende de rest van het jaar lagen deze percentages lager: 27% respectievelijk 18%.
Ongeveer 70% van de ouderen gebruikte verrijkte voedingsmiddelen, voornamelijk verrijkte margarines. Ongeveer een vijfde van de yoghurt-producten, een derde van de siropen en een kwart van de fruit en groente bevattende dranken waren verrijkt. Deze producten werden op ongeveer 7% van de consumptiedagen gebruikt.

Procentuele bijdrage van voedingssupplementen, verrijkte voedingsmiddelen en niet-verrijkte voedingsmiddelen aan de inname van micronutriënten 

 

 

*Exclusief jodium uit toegevoegd zout 

naar boven

Conclusies en aanbevelingen

Conclusies

De voeding van oudere Nederlanders bevatte meer verzadigd vet en natrium en minder volkoren producten, fruit en vis, dan de hoeveelheden die worden aanbevolen in de Richtlijnen Voedselkeuze.
Specifiek voor alle ouderen is een hoge behoefte aan vitamine D, om het risico op vallen en botbreuken te verminderen. In deze onderzoeksgroep was de inname van vitamine D duidelijk inadequaat. Ongeveer 25% van de vrouwen en 20% van de mannen gebruikte voedingssupplementen met vitamine D. Een te lage vitamine D inname is in het bijzonder een probleem bij ouderen die weinig buiten komen.
VCP-ouderen geeft geen goede weerspiegeling van ouderen met functionele beperkingen en morbiditeit, deze waren ondervertegenwoordigd. Uit de resultaten van deze groep blijkt dat de inname van energie, eiwit en verschillende andere voedingsfactoren lager was dan van vitalere ouderen. Mogelijk is ondervoeding in die groep een probleem.

Aanbevelingen

Monitoring van de voeding van ouderen kan bijdragen aan een adequaat voedingsbeleid en aangepaste aanbevelingen voor deze bevolkingsgroep. Gezien de groei van het aantal ouderen in de komende decennia wordt aanbevolen niet te lang te wachten met een nieuwe voedselconsumptiepeiling. Het is belangrijk dat een nieuwe dataverzameling representatief is voor alle groepen ouderen, inclusief kwetsbare ouderen die meer risico lopen op voedingsproblemen.

naar boven 

Organisatie en uitvoering

Opdrachtgever

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Coordinatie

RIVM

Dataverzameling

Marktonderzoeksbureau GfK

Periode

2010-2012

Meer informatie

Meer informatie over VCP-Ouderen 2010-1012 kunt u vinden in het rapport, bij de aanvullende tabellen en bij de publicaties.

Naar boven