Onzekerheden

In elk wetenschappelijk model zitten onzekerheden, dus ook in het OPS Operationele Prioritaire Stoffen (Operationele Prioritaire Stoffen)-model. Het RIVM heeft de onzekerheidsmarges in het OPS-model bepaald door berekeningen te vergelijken met metingen over de periode 2005-2021. De onzekerheidsmarges zijn bepaald voor de concentratie en depositie van de volgende componenten: stikstofoxiden (NOx), ammoniak (NH3) en secundaire componenten die zich vormen uit NOx en NH3. Die marges geven een bandbreedte voor mogelijke afwijkingen van de berekende waarden. Waarbij de berekende waarde de meest waarschijnlijke waarde is die met het OPS model bepaald kunnen worden. 

Concentraties

Voor de jaargemiddelde concentraties van NOx geldt een onzekerheidsmarge van 21%. De kans is groot (95% waarschijnlijkheidsinterval) dat de berekende NOx concentraties niet meer dan 21% afwijken van de gemeten concentraties. Voor NH3 geldt een onzekerheidsmarge van 45%: de kans is groot (95% waarschijnlijkheidsinterval) dat de berekende NH3 concentraties niet meer dan 45% afwijken van de gemeten concentraties.

Voor de concentraties van secundaire componenten, die zich vormen uit NOx en NH3 emissies, gelden onzekerheidsmarges van respectievelijk 45% en 72%.

Depositie

Voor de jaargemiddelde natte depositie van NOy geldt een onzekerheidsmarge van 26%. De kans is groot (95% waarschijnlijkheidsinterval) dat de berekende natte depositie NOy niet meer dan 26% afwijkt van de gemeten natte depositie. Voor NHx geldt een onzekerheidsmarge van 33%: de kans is groot (95% waarschijnlijkheidsinterval) dat de berekende natte depositie NHx niet meer dan 33% afwijkt van de gemeten depositie.

Droge depositie berekeningen hebben een grotere onzekerheid. Dit komt door de onzekerheden in de modelering van de droge depositiesnelheid. Maar ook doordat de het meten van droge depositie complex is. En er nu niet veel metingen zijn die gebruikt kunnen  worden  voor de modelvalidatie.  Voor droge depositie van NOx geldt een onzekerheidsmarge van 94%, voor droge depositie van NH3 124%. Voor de jaargemiddelde droge depositie van secundaire componenten (voornamelijk deeltjes) van NOx en NH3 geldt een onzekerheidsmarge van 104% en 120%. Voor de som van de natte en droge depositie van alle stikstofcomponenten tezamen, de stikstofdepositie, is de onzekerheidsmarge 60-70%.

De onzekerheden hierboven zijn afgeleid uit een vergelijking tussen metingen en berekeningen, en gelden daarom voor de lokale schaal. Bij het berekenen van landsgemiddelde concentraties en depositiefluxen middelen de onzekerheden in de modellering uit. Daarom spelen deze een kleinere rol, en worden de onzekerheden in emissies en metingen belangrijker. Onzekerheidsmarges van landelijk gemiddelde OPS resultaten zijn dan ook kleiner dan onzekerheden op de lokale schaal.  Zo heeft de Nederlandse gemiddelde stikstofdepositie een onzekerheidsmarge van 20-30 %.

Methode

De berekeningen zijn gedaan op basis van alle bekende emissies, zoals geregistreerd in de  Emissieregistratie. Hier kunnen ook onzekerheden in zitten. Omdat we de modelresultaten vergeleken hebben met de metingen, omvatten de onzekerheidsmarges hierboven impliciet de onzekerheid van de emissies, het model en ook de metingen waarmee wordt vergeleken. Systematische verschillen tussen model en meting zijn niet meegenomen in deze analyse.

Referenties

Hoogerbrugge et al. (2023). Uncertainty in the determined nitrogen deposition in The Netherlands. Status report 2023. RIVM report 2022-0085.