De hygiënerichtlijn voor dak- en thuislozencentra en sociale pensions is voor het laatst volledig herzien in 2014. Tussentijdse wijzigingen sinds de laatste herziening staan aangegeven in de Verantwoording.

De schoonmaakschema’s bij deze richtlijn kunt u hier downloaden als Word-document. Voor het maken van een checklist of rapport kunt u gebruik maken van de normenlijst.

 

1 Inleiding

In deze inleiding staat voor wie de richtlijn voor opvangcentra voor dak- en thuislozen en sociale pensions is geschreven en wat het doel van de hygiëne-eisen is. Ook wordt er uitgelegd waarom hygiëne belangrijk is. Daarnaast vindt u een leeswijzer als ondersteuning bij het vinden van specifieke informatie.

Voor wie is deze hygiënerichtlijn?

Deze richtlijn is een hulpmiddel om de hygiëne in een opvangcentrum voor dak- en thuislozen en sociale pensions vorm te geven. Dit zijn opvangcentra die onderdak en begeleiding bieden aan mensen die (tijdelijk) niet zelfstandig kunnen wonen. Hieronder vallen bijvoorbeeld drugsverslaafden, (ex-)psychiatrische patiënten, alcoholisten, gokverslaafden, zwerfjongeren, illegalen, mishandelde vrouwen en slachtoffers uit de mensenhandel. Daarnaast zijn de hygiëne-eisen in deze richtlijn ook van toepassing op de projecten van Begeleid Wonen.

De hygiënerichtlijn is in de eerste plaats geschreven voor managers van opvangcentra en projecten van Begeleid Wonen, omdat zij verantwoordelijk zijn voor een goede hygiëne in hun centrum of project. Als ondersteuning voor de managers zijn kant-en-klare instructies opgenomen voor uitvoerend medewerkers en bewoners. Voor het leesgemak zal in deze richtlijn steeds worden gesproken over ‘opvangcentra’. Hieronder vallen alle opvangcentra voor dak- en thuislozen en sociale pensions en projecten van Begeleid Wonen.

Wat is het doel van deze richtlijn?

Deze richtlijn geeft een overzicht van de hygiëne-eisen waaraan opvangcentra voor dak- en thuislozen en sociale pensions moeten voldoen.

Bewoners van opvangcentra lopen een groter infectierisico dan de gemiddelde burger. Dit komt doordat deze bewoners:

  • relatief dicht op elkaar leven;
  • veel gebruikmaken van dezelfde ruimtes en materialen;
  • vaak een verminderde weerstand hebben.

De bewoners zijn vanwege hun sociaal kwetsbare situaties aangewezen op het verblijf in opvangcentra. Zij worden daardoor blootgesteld aan dit verhoogde infectierisico. Het is de taak van de organisatie om dit risico zo klein mogelijk te maken. Een goed hygiënebeleid is hiervoor nodig.

Hygiëne en ziekteverwekkers

Een goede hygiëne voorkomt de verspreiding van micro-organismen. Voorbeelden van micro-organismen zijn bacteriën, virussen en schimmels. Micro-organismen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, op meubels en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige micro-organismen kunnen ziekten veroorzaken.

Door contact tussen mensen kunnen deze ziekteverwekkers zich van de ene mens naar de andere verspreiden. Als ze zich vervolgens in het lichaam vermenigvuldigen, kan iemand ziek worden. Zulke ziektes noemen we infectieziekten.

Of een besmetting uitgroeit tot een infectie, heeft onder andere te maken met:

  • de hoeveelheid ziekteverwekkers waarmee iemand besmet is;
  • hoe gemakkelijk de ziekteverwekker mensen ziek maakt;
  • iemands lichamelijke conditie. De een wordt ziek, de ander voelt zich niet lekker en een derde heeft nergens last van.

Hoe verspreiden ziekteverwekkers zich?

Ziekteverwekkers verspreiden zich op de volgende manieren:

  • via de handen;
  • door de lucht (via druppels door hoesten, huidschilfers of stof);
  • via voedsel en water;
  • via voorwerpen als tandenborstels, wc’s en deurklinken;
  • via lichaamsvloeistoffen (speeksel, braaksel, ontlasting, bloed, enzovoorts);
  • via dieren, zoals huisdieren en insecten.

Hygiëne voorkomt ziekte

Infectierisico’s beperkt u in de eerste plaats door een goede hygiëne. Alle regels in deze richtlijn hebben hiermee te maken.
In de basis is hygiëne niet meer dan het volgende:

  • Breng wat vuil is niet in contact met wat schoon is. En andersom.
  • Maak schoon wat vuil is of gooi het weg.
  • Je kunt niet altijd aan de buitenkant beoordelen of iets vuil of schoon is.
  • Alles begint en eindigt met handenwassen.

Leeswijzer

Elk hoofdstuk en elke paragraaf begint met een korte inleidende tekst. Hierin leest u waarom het onderwerp belangrijk is. Daarna volgt een opsomming van de hygiënemaatregelen.

Hygiënenormen

  • De hygiënenormen staan in een geel kader. Dit zijn de minimale eisen aan een goed hygiënebeleid.

Tips

  • Tips herkent u aan schuingedrukte tekst in een grijs kader. Deze punten zijn vrijblijvend. Maar als u de tips opvolgt, werkt u hygiënischer.

In hoofdstuk 5 vindt u schoonmaakschema’s en instructies voor medewerkers. De schoonmaakschema’s en de instructies handhygiëne kunt u downloaden als Word-document; ze zijn zoveel mogelijk op losse pagina’s geplaatst, zodat u ze eenvoudig kunt uitprinten en ophangen.

2 Hygiënisch handelen en schoonmaken

In dit hoofdstuk leest u welke maatregelen u en uw medewerkers moeten nemen op het gebied van persoonlijke hygiëne, schoonmaken en desinfecteren, vuile was, afvalverwerking, medicijnen en steriele materialen, prik- en bijtaccidenten, melding van infectieziekten, het binnenmilieu, legionellapreventie, eten en drinken, dierplaagbeheersing en huisdieren. 

Tips

  • Laat uw opvangcentrum één keer per jaar door een geschoolde medewerker of extern adviesbureau controleren op hygiëne en voedselveiligheid.

2.1 Persoonlijke hygiëne van medewerkers

Medewerkers en bewoners hebben veel contact met elkaar. Hierbij kunnen ziekteverwekkers zich gemakkelijk verspreiden via de handen, kleding en gedeelde materialen. Als medewerkers beschermende middelen en beschermende kleding op de juiste momenten gebruiken, wordt het infectierisico verkleind. Zorg daarom dat medewerkers op de hoogte zijn van onderstaande maatregelen. Informatie over de persoonlijke hygiëne van bewoners vindt u in hoofdstuk 4.

Hygiënenormen

  • Draag handschoenen als uw handen in aanraking kunnen komen met:
    • urine;
    • ontlasting;
    • bloed;
    • braaksel;
    • slijmvliezen;
    • de niet-intacte huid o wonden of wondvocht;
    • vuile was.
  • Gebruik in bovenstaande situaties alleen handschoenen:
    • die gemaakt zijn van poedervrije latex of nitril;
    • die voldoen aan de NEN Nederlandse norm (Nederlandse norm) normen EN 455 én EN 374. Controleer dit op de verpakking;
      logo biohazard
    • uit een verpakking waarop de naam en het adres van de producent staat. Als dit geen adres binnen de EU Europese Unie (Europese Unie) is, moet ook de naam en het adres van de EU-vertegenwoordiger vermeld zijn.
  • Raak geen deurknoppen, telefoons of andere apparaten en materialen aan als u handschoenen draagt.
  • Draag voor uw eigen veiligheid extra stevige, snijbestendige handschoenen tijdens het controleren van de kleding en bagage van nieuwe bewoners. Houd de kleding ondersteboven om te controleren op naalden.
  • Draag een beschermend schort als er lichaamsvloeistoffen op uw kleding kunnen komen. Bijvoorbeeld bij het opruimen van braaksel.
  • Draag ook een schort bij het bereiden en verstrekken van maaltijden. Gooi plastic schorten na de bereiding of verstrekking weg; was stoffen schorten dagelijks.
  • Draag bovenkleding met korte mouwen of rol de mouwen op wanneer uw handen of kleding in aanraking kunnen komen met lichaamsvloeistoffen.
  • Trek schone kleding aan als deze zichtbaar vervuild is met lichaamsvloeistoffen.

Schone handen

Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers worden verspreid, is via de handen. De handen krijgt u schoon door ze te wassen met water en zeep of ze in te wrijven met een handdesinfecterend middel.

Hygiënenormen

  • Was uw handen met water en vloeibare zeep als ze zichtbaar vuil zijn. Gebruik dan geen handdesinfecterend middel; door zichtbaar vuil vermindert de werking.
  • Zijn uw handen niet zichtbaar vuil? Dan mag u kiezen of u uw handen wast of desinfecteert. De handen worden voldoende schoon als u alleen wast of desinfecteert.
  • Was of desinfecteer uw handen volgens de instructies in paragraaf 5.2.
  • Maak uw handen schoon:
    • als ze zichtbaar vuil zijn;
    • na een toiletbezoek;
    • voor en na het (bereiden van) eten;
    • na schoonmaakwerkzaamheden;
    • na contact met lichaamsvocht zoals speeksel, braaksel, ontlasting, wondvocht of bloed;
    • na het uittrekken van wegwerphandschoenen; 
      Dit is nodig omdat er bij het uittrekken ziekteverwekkers op de handen kunnen komen.
    • na hoesten, niezen of het snuiten van de neus.
      Dit is ook belangrijk als u een zakdoek hebt gebruikt. Ziekteverwekkers kunnen namelijk door de zakdoek heen op uw handen komen.
  • Gebruik alleen handdesinfecterende middelen die zijn toegelaten door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Zie paragraaf 6.4.

Tips

  • Smeer uw handen een paar keer per dag in met handlotion of -crème. Dit gaat het uitdrogen van uw huid tegen. Gebruik crème uit een tube, crème uit een pot raakt namelijk sneller besmet met ziekteverwekkers.
  • Hang de instructies voor handenwassen en desinfecteren bij elke wastafel op.

2.2 Schoonmaken en desinfecteren

 Goede hygiëne begint met goed schoonmaken. In vuil en stof kunnen ziekteverwekkers zitten. Door schoon te maken, haalt u ook deze ziekteverwekkers weg. Hierdoor verkleint u de kans op ziekte.

Er is een verschil tussen schoonmaken en desinfecteren. Schoonmaken is het verwijderen van stof en vuil, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. Zo raakt u meestal ook de ziekteverwekkers in het stof of vuil kwijt. Maar om bijvoorbeeld ziekteverwekkers in bloedvlekken weg te krijgen moet u na het schoonmaken óók desinfecteren. Door te desinfecteren, doodt u de overgebleven ziekteverwekkers.

Schoonmaakregels en -technieken

Er komt veel kijken bij een goede schoonmaak. Als er verkeerd wordt schoongemaakt, kunnen er ziekteverwekkers achterblijven of zelfs verspreid worden.

Hygiënenormen

  • Volg de algemene schoonmaakregels:
    • Maak eerst ‘droog’ (afstoffen, stofzuigen) schoon en daarna ‘nat’ (vochtig doekje, stomen, dweilen).
    • Maak schoon van ‘schoon’ naar ‘vuil’ en van ‘hoog’ naar ‘laag’.
    • Gebruik en doseer schoonmaakmiddelen volgens de instructies op de verpakking; verkeerd gebruik kan gezondheidsrisico’s opleveren voor de medewerker of het schoonmaakmateriaal beschadigen.
    • Meng schoonmaakmiddelen nooit met andere middelen!
    • Draag handschoenen bij het schoonmaken van voorwerpen of oppervlakken waar lichaamsvloeistoffen op (kunnen) zitten.

Tips

  • Maak het sanitair schoon volgens de stappen beschreven in de werkwijzen in paragraaf 5.3.

Omgaan met schoonmaakmaterialen

Schoonmaakmaterialen moeten ook goed schoongemaakt, gedroogd en opgeruimd worden. In paragraaf 5.1 vindt u schoonmaakschema’s en werkwijzen. 

Hygiënenormen

  • Was schoonmaakmaterialen zoals moppen en doeken na gebruik op 60° C. Laat ze daarna drogen, aan de lucht of in een wasdroger. Of gebruik wegwerpmaterialen en gooi die direct na gebruik weg.
  • Berg schoonmaakmaterialen en -middelen droog en schoon op in een opslagruimte.
  • Gebruik verschillende schoonmaakmaterialen voor ‘vuil’ sanitair (binnenkant wc-pot en tegels naast toilet) en ‘schoon’ sanitair (overige). Werk bijvoorbeeld met verschillende kleuren.
  • Gebruik bij het dweilen verschillende emmers voor schoon en vuil sopwater. Maak de dweil of mop nat in de emmer met schoon sop, en spoel hem uit in de andere. Zo blijft sopwater langer schoon.
  • Vervang het ‘schone’ sopwater wanneer het zichtbaar vuil is.
  • Laat natte schoonmaakmaterialen na gebruik nooit in emmers achter, om te voorkomen dat ziekteverwekkers uitgroeien.
  • Vervang schoonmaakmaterialen dagelijks, of eerder als ze zichtbaar vuil zijn.
  • Vervang het filter van de stofzuiger zo vaak als de fabrikant voorschrijft.

Tips

  • Als microvezeldoekjes op de juiste manier worden gebruikt, nemen ze vuil en ziekteverwekkers veel beter op dan gewone schoonmaakdoekjes. Wordt er schoongemaakt met microvezeldoekjes? Volg dan de instructies voor juist gebruik van microvezeldoekjes in paragraaf 5.4.

Desinfecteren

In sommige gevallen is het schoonmaken van voorwerpen en oppervlakken onvoldoende en moet er na het schoonmaken ook worden gedesinfecteerd. Hierbij gelden de volgende algemene regels:

Hygiënenormen

  • Desinfecteer een oppervlak of materiaal als er bloed, of een andere lichaamsvloeistof met zichtbare bloedsporen op zit. Dit geldt ook als het bloed er al lang op zit; ook in oud bloed kunnen ziekteverwekkers overleven.
  • Desinfecteer alleen als er eerst is schoongemaakt! Desinfecterende middelen werken niet als iets nog vuil en stoffig is.
  • Draag bij het desinfecteren altijd wegwerphandschoenen en was de handen na afloop met water en zeep.
  • Meng een desinfecterend middel nooit met andere (schoonmaak)middelen. Bij het mengen kunnen giftige stoffen ontstaan.
  • Rook niet als u desinfecterende middelen gebruikt.

Daarnaast is desinfectie nodig bij bepaalde infectieziekten. Dit zal dan worden aangegeven door een arts of deskundige infectiepreventie.

Goedgekeurde desinfecterende middelen

Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)) beoordeelt of een desinfecterend middel goed werkt en veilig is. Ook stelt het Ctgb vast waarvoor het gebruikt mag worden. Een middel kan bijvoorbeeld alleen geschikt zijn voor het desinfecteren van de handen, en niet voor het desinfecteren van oppervlakken. Daarnaast zijn sommige middelen alleen effectief tegen sommige bacteriën, terwijl andere middelen ook virussen kunnen doden.

Middelen die door het Ctgb zijn toegestaan, zijn te herkennen aan een code op de verpakking. Dit kunnen de volgende codes zijn:

  • een N-code (4 tot 5 cijfers gevolgd door ‘-N’, bijvoorbeeld: 12345 N);
  • een NL-code (NL- gevolgd door 7 of 11 cijfers);
  • een EU Europese Unie (Europese Unie)- of SA-code (EU-/SA- gevolgd door 7 cijfers).
    Daarnaast moet de fabrikant op de verpakking melden waarvoor het middel gebruikt mag worden.

Middelen die zijn toegelaten, staan ook op de website van het Ctgb. Hoe u deze middelen op de website kunt vinden, staat in paragraaf 6.4. Op de website van het Ctgb is voor elk toegelaten middel het ‘Actueel gebruiksvoorschrift’ opgenomen. In dit gebruiksvoorschrift staat waarvoor het middel gebruikt mag worden en tegen welke micro-organismen het effectief is. Ook staat er hoe u het middel moet gebruiken.

Hygiënenormen

  • Gebruik alleen een desinfecterend middel dat door het Ctgb is toegestaan. Controleer in het actueel gebruiksvoorschrift dat het middel:
    • geschikt is voor het ‘materiaal’ (bijv. handen, harde oppervlakken) dat u wilt desinfecteren; en
    • effectief is tegen de micro-organismen die u wilt doden.
      Wilt u een oppervlak desinfecteren dat is verontreinigd met bloed? Zorg dan dat uw middel effectief is tegen virussen. Desinfecteert u vanwege een (uitbraak van een) infectieziekte? Bespreek dan met een arts of deskundige infectiepreventie of uw desinfectiemiddel geschikt is tegen de (mogelijke) ziekteverwekker.
  • Gebruik een desinfecterend middel altijd volgens de gebruiksaanwijzing.

Let op: u mag een desinfecterend middel alleen gebruiken voor de toepassingen die in het gebruiksvoorschrift staan beschreven! Zie de onderstaande voorbeelden:

  • Voorbeeld 1:
    U heeft een desinfecterend middel waarmee u uw handen wilt desinfecteren. In het gebruiksvoorschrift staat alleen beschreven dat het middel geschikt is voor de desinfectie van harde oppervlakken. U mag dit middel dan niet voor uw handen gebruiken.
  • Voorbeeld 2:
    U heeft een desinfecterend middel waarmee u een oppervlak wilt desinfecteren dat bevuild was met bloed. In het gebruiksvoorschrift staat dat het middel effectief is tegen bacteriën, gisten en schimmels. U mag dit middel dan niet gebruiken voor de desinfectie van het oppervlak; bij een verontreiniging met bloed heeft u namelijk een middel nodig dat effectief is tegen virussen.

Er is een aantal toegelaten middelen die in één handeling zowel schoonmaken als desinfecteren. Dit staat dan in het gebruiksvoorschrift. 

Schoonmaakschema’s gebruiken

Een schoonmaakschema voorkomt dat onderdelen worden overgeslagen. In dit schema staat ook hoe vaak elk onderdeel schoongemaakt moet worden.

Hygiënenormen

  • Werk volgens een schoonmaakschema. Beschrijf hierin hoe vaak elk onderdeel schoongemaakt moet worden en op welke manier. Geef ook duidelijk aan welk schoonmaakmiddel gebruikt moet worden. De schoonmaakschema’s in paragraaf 5.1 kunt u als basis gebruiken.
    Vaker schoonmaken dan aangegeven in deze schema’s mag natuurlijk altijd. Minder vaak of op een andere manier schoonmaken mag alleen met een goede reden (bijvoorbeeld omdat een ruimte bijna nooit wordt gebruikt).
  • Spreek duidelijk af wie verantwoordelijk is voor de schoonmaak en zie toe op de uitvoering. Eventueel kunnen bewoners ook taken krijgen (zie hoofdstuk 4).
  • Geef schriftelijk aan op welke dag of welk dagdeel de schoonmaakwerkzaamheden zijn uitgevoerd.
    Door de schoonmaakwerkzaamheden af te tekenen, is snel te zien wat er nog moet gebeuren. Dit is vooral handig als er door meerdere personen wordt schoongemaakt.

Tips

  • Wordt de schoonmaak door meerdere partijen uitgevoerd? Bijvoorbeeld door een schoonmaakbedrijf, medewerkers en bewoners? Stel dan voor elke partij eigen schoonmaakschema’s op. Zo zijn de verantwoordelijkheden voor iedereen duidelijk.

2.3 Wasgoed

Vuile was kan besmet zijn met ziekteverwekkers. Wordt het wasgoed in uw opvangcentrum gewassen (en dus niet uitbesteed aan een externe partij)? Let dan op de volgende eisen:

Hygiënenormen

  • Houd schone en vuile was gescheiden.
  • Verzamel en verplaats vuile was in een wasmand of -zak.
  • Draag wegwerphandschoenen bij het sorteren van de vuile was.
  • Was volgens wasvoorschrift. Gebruik geen verkorte wasprogramma’s.
  • Berg de schone was op in laden of in een kast met deur.

Tips

  • Wassen bewoners zelf hun kleding in uw opvangcentrum? Hang dan een duidelijke gebruiksinstructie bij de wasmachine.

2.4 Afvalverwerking

Afval kan een bron van ziektekiemen zijn. Bovendien trekt afval plaagdieren aan. Daarom moet de opslag en afvoer van afval aan bepaalde eisen voldoen. Maak een onderscheid tussen huishoudelijk en scherp afval.

Huishoudelijk afval

Huishoudelijk afval is het afval dat dagelijks in het opvangcentrum wordt geproduceerd, met uitzondering van grofvuil, bouw- en sloopafval en klein gevaarlijk afval. Denk bijvoorbeeld aan etensresten, oud papier en verpakkingsmaterialen.

Hygiënenormen

  • Leeg afvalemmers minstens één keer per dag. Sluit de zakken goed en bewaar ze in gesloten afvalcontainers, op een aparte opslagplaats.
  • Verschoon damesverbandcontainers in de damestoiletten dagelijks. Worden de containers geleegd door een leverancier? Spreek dan met hen een geschikte termijn af.
  • Plaats geen afval naast afvalcontainers. Zorg dat het afval wordt opgehaald voordat een container vol is.
  • Houd de opslagplaats schoon, zodat er geen ratten of andere plaagdieren op afkomen.
  • Ruim etensresten direct na het gebruik van maaltijden op in afsluitbare afvalbakken.

Tips

  • Voer uw bedrijfsafval, zoals vetten en swill (gekookt keukenafval en etensresten) via aparte containers af.

Scherp afval

Bij het verlenen van medische zorg of het injecteren van medicijnen kunnen scherpe materialen zoals naalden of mesjes worden gebruikt. Omdat deze materialen tijdens het gebruik besmet kunnen raken met ziekteverwekkers van de bewoner, mogen ze niet worden weggegooid bij het huishoudelijk afval. 

Hygiënenormen

  • Gooi gebruikte naalden en ander scherp medisch afval direct na gebruik in een naaldcontainer met een UN United Nations (United Nations)-keurmerk; gooi ze nooit in een gewone afvalemmer.
    logo UN-keurmerk
    Doe het hoesje nooit terug op de naald, maar gooi de naald direct na gebruik in de naaldcontainer.
  • Geven bewoners zichzelf medicijnen via een injectie? Zet dan een UN-gekeurde naaldcontainer op hun kamer.
  • Vervang naaldcontainers als ze tot de maximale vullijn vol zitten. Sluit het deksel en lever de volle naaldcontainers in volgens het protocol van uw instelling (bijvoorbeeld via de apotheek).

2.5 Medicijnen en steriele materialen

Medicijnen kunnen hun werking verliezen als ze te lang of bij een verkeerde temperatuur worden bewaard. Ook steriele materialen, zoals gazen en pincetten, moeten op de juiste manier worden opgeslagen; anders neemt de steriliteit af. Hanteer daarom onderstaande regels als medicijnen worden verstrekt of steriele materialen worden gebruikt in uw opvangcentrum.

Medicijnen

Hygiënenormen

  • Controleer de houdbaarheidsdatum van medicijnen maandelijks en vóór gebruik. Gebruik de medicijnen niet na deze datum.
  • Noteer de datum waarop een medicijn is geopend of aangebroken, als het na openen beperkt houdbaar is.
  • Sla de medicijnen overzichtelijk op, dit maakt de controle op houdbaarheid makkelijker.
  • Bewaar medicijnen op de voorgeschreven temperatuur.
    ‘Bewaren tussen 15 en 25 °C’ betekent kamertemperatuur en bij ‘gekoeld bewaren’ plaatst u het in de koelkast.
  • Gebruik een aparte koelkast voor medicijnen. Is deze er niet? Bewaar de medicijnen dan in een afgesloten bak in een levensmiddelenkoelkast.
  • Controleer dagelijks en registreer wekelijks de temperatuur van de koelkast met medicijnen. Leg hiervoor een thermometer in de koelkast. Zorg dat de temperatuur tussen de 2 en 7 °C is.

Tips

  • Sla medicijnen op volgens het ‘first in, first out’ (fifo)-systeem. Dit betekent dat u medicijnen die het eerst geleverd zijn, ook het eerst gebruikt. Plaats hiervoor de nieuwe voorraad achteraan in de medicijnkast en schuif de oude voorraad naar voren.

Steriele materialen

Hygiënenormen

  • Controleer de houdbaarheidsdatum van steriele materialen maandelijks en vóór gebruik. Gebruik de materialen niet na deze datum.
  • Sla steriele materialen stofvrij en apart van niet-steriele materialen op, bijvoorbeeld in een afsluitbare kast. Bewaar steriele producten niet op de vloer. Sla deze materialen overzichtelijk op, zodat de houdbaarheidsdatum gemakkelijk gecontroleerd kan worden.
  • Gebruik steriele materialen alleen indien de verpakking:
    • onbeschadigd is;
    • ongeopend is;
    • niet gevouwen is;
    • niet gebundeld is met elastiekjes of nietjes;
    • geen vochtplekken vertoont of vochtig is;
    • schoon is.

Tips

  • Sla steriele materialen op volgens het fifo-systeem.

2.6 Prik- en bijtaccidenten

In opvangcentra kunnen er accidenten plaatsvinden waarbij een bewoner of medewerker zich verwondt. Wanneer bloed of wondvocht van een bewoner in aanraking komt met het bloed of de slijmvliezen van een andere bewoner of medewerker, bestaat de kans dat zij een bloedoverdraagbare aandoening oplopen. Voorbeelden van zulke aandoeningen zijn hepatitis B, hepatitis C en een hiv humaan immunodeficientievirus (humaan immunodeficientievirus) infectie. Door direct na een accident maatregelen te nemen, wordt het risico op deze aandoeningen verkleind.

Hygiënenormen

  • Ontwikkel een accidentenprotocol voor prik- en bijtaccidenten en stel uw medewerkers hiervan op de hoogte. In dit protocol moet in ieder geval het volgende staan:
    • Bij bloed-bloed- of bloed-slijmvliescontact (bijvoorbeeld wanneer bloed in het oog is gespat) moeten zo snel mogelijk de volgende stappen worden genomen:
      • 1. Laat een wondje goed doorbloeden.
      • 2. Spoel het wondje of het slijmvlies met water of fysiologisch zout.
      • 3. Ontsmet een wondje (slijmvliezen niet) met een wonddesinfecterend middel (bijvoorbeeld betadine, sterilon of alcohol 70%).
      • 4. Dek een wondje zo nodig af.
      • 5. Neem direct hierna contact op met de (huis)arts of instantie die volgens uw lokale protocol het accident moet behandelen. Deze arts maakt vervolgens een inschatting van de risico's en bespreekt het te volgen beleid.
    • Noteer de volgende gegevens zodat de arts het risico op hiv en hepatitis B en C beter kan bepalen:
      • 1. de personen die bij het accident zijn betrokken;
      • 2. het type verwonding (bijv. prik- of bijtwond);
      • 3. het materiaal waarmee iemand verwond is (het type naald in het geval van een prikaccident).

Vaccinatie van medewerkers tegen hepatitis B

Op basis van de Arbowet is de werkgever verplicht om personeel te beschermen tegen een infectie met hepatitis B, bijvoorbeeld door het aanbieden van vaccinatie. Dit valt echter buiten de reikwijdte van deze richtlijn. Maar zie voor meer informatie onder andere het Arbobesluit, art. 4.85 en www.kiza.nl

2.7 Melding van infectieziekten

Bewoners van opvangcentra zijn vaak vatbaarder voor infectieziekten dan de algemene bevolking. Op grond van de Wet publieke gezondheid, artikel 26, is het hoofd van een opvangcentrum daarom verplicht om de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) op de hoogte te stellen van een ongewoon aantal zieken. In het LCI-draaiboek Artikel 26 meldingen Wpg instellingen is omschreven welke infectieziekten gemeld moeten worden, en vanaf hoeveel gevallen deze meldingsplicht ingaat.

Hygiënenormen

  • Meld infectieziekten volgens de regels omschreven in het LCI-draaiboek Artikel 26 meldingen Wpg instellingen
  • Om een infectieziekte zo goed mogelijk te bestrijden heeft de GGD zo veel mogelijk informatie nodig. Wanneer en hoe werd de bewoner ziek, wat zijn de klachten en zijn er nog meer bewoners of werknemers besmet geraakt? Houd deze gegevens bij.

Tips

  • Voor vragen en advies over (een uitbraak van) een infectieziekte, of als u twijfelt of u of een ander een besmettelijke ziekte heeft (zoals bijvoorbeeld tuberculose), kunt u contact opnemen met uw GGD.

2.8 Infectiepreventie binnenlucht

Door te ventileren en regelmatig te luchten wordt overdracht van ziekteverwekkers die verspreid worden via de lucht verminderd. Een gezond en prettig binnenmilieu is om veel meer redenen belangrijk, zoals het voorkomen van geurhinder en beperken van allergenen. Zie voor adviezen over een gezond binnenmilieu de website GGD Leefomgeving of de GGD-richtlijnen voor Medische Milieukunde.

De hygiënenormen en tips in dit hoofdstuk zijn aanvullend op het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). In het Bbl zijn onder meer eisen opgenomen over de hoeveelheid luchtverversing die minimaal met de ventilatievoorzieningen van een ruimte moet worden behaald, ook wel ‘ventilatiecapaciteit’ genoemd. De ventilatiecapaciteit betreft de hoeveelheid verse buitenlucht die aan een ruimte moet kunnen worden toegevoerd. Dit houdt in dat deze hoeveelheid in de praktijksituatie niet altijd hoeft te worden gerealiseerd. De capaciteit van de ventilatievoorziening moet zijn afgestemd op het aantal mensen dat gebruik kan maken van de ruimte. Mogelijk zijn er ook nog aanvullende eisen of richtlijnen voor uw sector, bijvoorbeeld in uw Arbocatalogus.

Deze paragraaf is bedoeld voor locaties waar de gebruiker/huurder van een ruimte de ventilatie zelf kan regelen door het openen van ramen/roosters of een knop. De hygiënenormen zijn echter ook van toepassing op gebouwen met een centraal luchtbehandelingssysteem, ook wel ‘heating, ventilation & airconditioning’ (HVAC)-installaties genoemd. Voor het uitvoeren van de normen wordt de verantwoordelijke voor het onderhoud en hygiëne van de gebouwvoorzieningen aangesproken. Bespreek onderstaande hygiënenormen en tips met de gebouwbeheerder, schoonmaakdienst, Arbocoördinator en/of andere partijen die betrokken zijn bij het binnenmilieu/-klimaat.

2.8.1 Ventileren en luchten

Ventileren is het verversen van de binnenlucht met buitenlucht. Dit kan op verschillende manieren praktisch worden uitgevoerd, zoals door ‘natuurlijke ventilatie’ (ventilatieroosters openhouden en/of ramen op een kier zetten; afhankelijk van de voorzieningen) of door ‘mechanische ventilatie’ (een systeem in het gebouw zorgt voor de luchtverversing en de hoeveelheid ventilatie is meestal in te stellen). Luchten is in een gebouw ramen, luiken of deuren zo tegen elkaar open zetten dat er een flinke luchtstroming of -circulatie door de ruimte ontstaat. Soms kan het daarbij nodig zijn om naast de ramen, luiken of deuren in de gevel of het dak ook de binnendeuren tussen afzonderlijke ruimten open te zetten.

Door te ventileren en te luchten kan het aantal ziekteverwekkers die zweven in de binnenlucht worden verminderd. Ook zorgt ventileren en luchten voor het afvoeren van vocht waardoor schimmelgroei kan worden beperkt. Luchten is ook nodig als de lucht niet fris ruikt. Dit kan door het korte tijd (ongeveer 10 à 15 minuten) openzetten van een of meerdere ramen en deuren in de ruimte. In ruimtes waar geen ramen zijn die open kunnen, kan ook het ventilatiesysteem op maximaal gezet worden als er geen mensen in de ruimte aanwezig zijn.

Ventileer altijd voldoende voor het aantal mensen dat aanwezig is in de ruimte. Bijvoorbeeld: als een kantoorruimte voor 4 personen omgebouwd wordt tot een vergaderruimte voor 10 personen, dan is het noodzakelijk om te bepalen of de ventilatie(capaciteit) voldoende is voor dit aantal mensen. Daarnaast verschilt de hoeveelheid benodigde ventilatie ook per activiteit die plaatsvindt (gebruiksfunctie). Bijvoorbeeld: wordt er gesport, is het een zorginstelling of betreft het een kantoorruimte?

Onder voldoende ventileren wordt verstaan dat de luchtverversing minimaal de waarde behaalt die is opgenomen in het Bbl (zie aansturingsartikel 4.121) of genoemd wordt in aanvullende richtlijnen/Arbovoorschriften, en dat deze ventilatievoorziening ook correct wordt gebruikt (maximaal gebruik ventilatiecapaciteit bij volledige bezetting). Maak een instructie hoe de ventilatievoorziening te gebruiken indien de ruimte gehuurd wordt of in bruikleen is en de natuurlijke ventilatie of mechanische ventilatiesystemen door de gebruiker van de ruimte zelf moeten worden aangezet.

Bij voorkeur wordt ook bij oude gebouwen gestreefd naar de minimale ventilatiecapaciteit voor ‘nieuwbouw’ (Bbl; aansturingsartikel 4.121). Om ook op de langere termijn voldoende ventilatie te garanderen is het bij nieuwbouw en renovatie aan te bevelen uit te gaan van een hogere ventilatiecapaciteit dan de minimale eisen uit het Bouwbesluit. Als waarde wordt minimaal 7 liter/seconde/persoon geadviseerd (NEN-EN 16798-1); de WHO adviseert 10 l/s/p.

Om te bepalen of er voldoende wordt geventileerd kan gebruik worden gemaakt van een CO2-meter. Een CO2-meter geeft een indicatie of er voldoende wordt geventileerd. Let op: het is belangrijk om de CO2-meter op de juiste plek te zetten voor een goede meting. Ook heeft de hoeveelheid personen in de ruimte invloed op de meting. Zie voor meer informatie over ventileren en CO2-meters: Ventileren zo gedaan!

Als ventilatieroosters niet worden schoongemaakt of het mechanische ventilatiesysteem niet wordt onderhouden, kan dit op termijn een negatief effect hebben op de hoeveelheid luchtverversing. Ook kan hierdoor na verloop van tijd meer geluid ontstaan waardoor een ventilatiesysteem dat door mensen in de ruimte zelf is te regelen in een lagere stand wordt gezet. Het is daarom van belang de ventilatievoorzieningen goed te onderhouden.

Onderstaande hygiënenormen zijn aanvullend op de geldende eisen uit het Bbl en eventueel aanwezige ventilatievoorschriften uit de Arbocatalogus of sectorspecifieke ventilatierichtlijnen.

Hygiënenormen

  • Zorg voor voldoende ventilatie voor het aantal mensen dat in de ruimte verblijft en voor de activiteiten die in de ruimte plaatsvinden.
  • Controleer bij het veranderen van de functie van een ruimte of de ventilatievoorziening nog voldoende is voor het maximaal aantal personen dat in de ruimte kan verblijven.
  • Zorg voor goed werkende ventilatievoorzieningen, zodat er altijd voldoende wordt geventileerd. Blokkeer geen ventilatieroosters of -ventielen. Gebruik de mechanische ventilatievoorziening volgens de instructie van de fabrikant.
  • Zorg voor een zichtbare instructie hoe voldoende moet worden geventileerd als de ventilatie door de gebruiker van de ruimte zelf moet worden geregeld.
  • Maak roosters en ventielen schoon bij zichtbaar vuil. Onderhoud de mechanische ventilatievoorziening, inclusief filters, volgens de instructie van de fabrikant of verhuurder en vermeld de schoonmaakfrequentie in een schoonmaakschema.
  • Lucht een ruimte voor ongeveer 10 à 15 minuten als de lucht niet meer fris ruikt (bijvoorbeeld in de pauze of na een bijeenkomst met een groep mensen). Lucht ook als er veel vocht in de ruimte is (bijvoorbeeld na het koken of douchen).

Tips

  • Gebruik de website Ventileren zo gedaan! voor tips om de ventilatie te verbeteren en voor het gebruik van CO2 (carbondioxide)-meters.
  • Gebruik een CO2-meter om een indicatie te krijgen of er voldoende wordt geventileerd; vooral bij natuurlijke ventilatie.
  • Zorg voor een instructie hoe de CO2-meter te gebruiken. Zie voor meer informatie de website Ventileren zo gedaan!
  • Laat de eigenaar van het gebouw één keer per 3 jaar bepalen of de ventilatiecapaciteit (nog) voldoet aan de geldende eisen en Arbovoorschriften.
  • Controleer bij een mechanische ventilatievoorziening één keer per 3 jaar of filters op tijd worden vervangen en of de ventilatievoorziening inwendig is vervuild.
  • Verhoog (op termijn) bij oude gebouwen de ventilatiecapaciteit tot minimaal de ‘nieuwbouw’-eisen uit het Bouwbesluit.​​​​​​
  • Zorg voor een hogere ventilatiecapaciteit dan de minimale eisen uit het Bouwbesluit.

2.8.2 Temperatuur en hoge luchtvochtigheid

Vochtige lucht kan leiden tot meer schimmelgroei en huisstofmijten (bij meer dan 70% relatieve luchtvochtigheid). Door een temperatuur van 15 °C of lager ontstaat eerder condensvorming, waardoor schimmels en huisstofmijten makkelijker groeien.

Hygiënenormen

  • Voorkom dat de temperatuur lager dan 15 °C wordt in een ruimte waar mensen verblijven.

Tips

2.8.3 Luchtreinigers

Voor het verwijderen van ziekteverwekkers in de lucht worden soms ook luchtreinigers geplaatst in een ruimte. Dit kunnen verplaatsbare luchtreinigers zijn of apparaten die zijn bevestigd aan de muur of het plafond. Ook in centrale luchtbehandelingssystemen (HVAC) worden luchtreinigingstechnieken gebruikt.

Luchtreinigers geplaatst in een ruimte zorgen niet voor de toevoer van verse buitenlucht. Als een luchtreiniger wordt gebruikt, zal dus altijd voldoende verse lucht moeten worden toegevoerd. Het is nog onbekend in welke mate luchtreinigers, geplaatst in een ruimte waar wordt geventileerd, bijdragen aan het voorkomen van infectieziekten. Als deze luchtreinigers worden gebruikt, dan is het van belang een onderhoudsprotocol op te stellen en uit te voeren. Door achterstallig onderhoud is het mogelijk dat de luchtreiniger niet meer goed werkt en dat schimmels op filters komen. Tot slot, sommige luchtreinigers kunnen schadelijke bijproducten vormen zoals ozon(-reactieproducten) of er kan sprake zijn van directe blootstelling aan UVC-straling. Houd hier rekening mee als overwogen wordt een luchtreiniger te gebruiken en overleg hierover met de Arbocoördinator (indien aanwezig).

Hygiënenormen

  • Zorg voor voldoende ventilatie (zie paragraaf 2.8.1) als luchtreinigers worden gebruikt. Luchtreinigers zijn geen vervanging voor ventilatie.
  • Zorg voor een goed onderhoudsprotocol en voer dit uit.

Tips

  • Kijk in de Handreiking Luchtreinigers van Ruimte OK voor meer informatie over de aanschaf en het gebruik van luchtreinigers.
  • Gebruik een mobiele luchtreiniger waarmee geen directe blootstelling is aan UVC-straling en aan schadelijke stoffen zoals ozon (-reactieproducten).

2.9 Legionellapreventie

In waterinstallaties kan de legionellabacterie groeien. Deze bacterie is alleen gevaarlijk bij inademing. De kans op inademing bestaat als water wordt verneveld, bijvoorbeeld bij een douche, sierfontein of whirlpool. Bij het produceren van kleine waterdruppeltjes (aerosolen) kunnen ook legionellabacteriën in de lucht komen.
Alleen onder bepaalde omstandigheden kunnen legionellabacteriën zich vermeerderen. Risicofactoren hiervoor zijn:

  • een watertemperatuur tussen de 20 en 50 °C. Bij deze temperatuur kunnen de bacteriën zich vermenigvuldigen;
  • de aanwezigheid van biofilm op bijvoorbeeld de binnenwand van leidingen en baden. Een biofilm is een slijmlaagje dat onder andere bestaat uit protozoa (eencellige organismen). Legionellabacteriën vermeerderen zich in deze protozoa;
  • plekken waar water (tijdelijk) stil kan staan of waar hetzelfde water meerdere malen langs komt. Op deze plaatsen kan sneller biofilm worden gevormd.

Legionellapreventie richt zich op het beheersen of verwijderen van bovenstaande risicofactoren. Factoren die hierbij helpen zijn:

  • watertemperaturen onder de 20 °C, of tussen 20 en 25 °C als het water goed kan doorstromen en niet langer dan een week stilstaat;
  • watertemperaturen boven de 50 °C;
  • een goede doorstroming en een korte verblijftijd van het water.

Er bestaat verschillende regelgeving op het gebied van legionellapreventie. Voor opvangcentra voor dak- en thuislozen en sociale pensions zijn eisen aan legionellapreventie vastgelegd in:

  1. Hoofdstuk 4 van het Drinkwaterbesluit en de bijbehorende ‘Regeling legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater’. Deze regelgeving is van toepassing op drinkwaterinstallaties* van de volgende dak- en thuislozenlocaties:
    a. geestelijke gezondheids- en verslavingszorg met overnachting bestemd voor dak- en thuislozen of verslaafden;
    b. maatschappelijke opvang voor volwassenen met verblijfsaccommodatie bestemd voor dak- en thuislozen of verslaafden.
  2. Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal Besluit activiteiten leefomgeving (Besluit activiteiten leefomgeving)). In paragraaf 4.46 van het Bal zijn regels opgenomen voor natte koeltorens. Natte koeltorens kunnen worden gebruikt bij klimaatregeling van grote gebouwen zoals hoteltorens. In hoofdstuk 15 van het Bal zijn regels opgenomen voor badwaterbassins. Een badwaterbassin is een waterkerende constructie voor het vasthouden van water bedoeld voor het zwemmen of baden. Voor meer informatie en uitzonderingen zie het Informatiepunt Leefomgeving.
  3. De Arbowet, art. 5, en het Arbobesluit, art. 4.85, 4.87a en 4.87b. Hieruit volgt dat werknemers zo min mogelijk blootgesteld mogen worden aan waterinstallaties waarmee legionellabacteriën kunnen worden verspreid. Deze Arbowetgeving valt buiten het bereik van deze richtlijn, en wordt hier niet verder toegelicht.

* Drinkwaterinstallatie: het geheel van leidingen, fittingen, toestellen en tappunten na de watermeter, aangesloten op het leidingnet van een drinkwaterbedrijf of collectieve watervoorziening, of op een collectief leidingnet.

Legionellapreventie volgens het Drinkwaterbesluit en het Besluit activiteiten leefomgeving

Het Drinkwaterbesluit en het Bal hebben als doel de groei van legionellabacteriën en verspreiding via aerosolen te voorkomen. Alhoewel specifieke regelgeving per besluit verschilt, zijn er ook belangrijke overeenkomsten:

Hygiënenormen

  • Laat voor uw waterinstallatie(s) een legionellarisicoanalyse uitvoeren wanneer u onder een van deze regelgevingen valt.
    Met deze analyse wordt bepaald waar verneveling optreedt in de waterinstallatie, en of er factoren zijn waardoor legionellabacteriën kunnen groeien. Als legionellagroei mogelijk is, moet worden vermeld welke risicofactoren kunnen worden weggenomen door aanpassingen aan uw installatie (‘correctieve maatregelen’ genoemd) en welke factoren moeten worden beheerst.
  • Stel op basis van de risicoanalyse een beheersplan op. Hierin staan de maatregelen die u moet nemen om de groei van de bacteriën te beheersen, en welke controles u moet uitvoeren.
  • Laat de risicoanalyse en het beheersplan voor uw drinkwaterinstallatie uitvoeren door een BRL beoordelingsrichtlijn (beoordelingsrichtlijn) 6010-gecertificeerd bedrijf. Voor de overige installaties is dit niet verplicht, maar wel aanbevolen.
  • Voer de maatregelen en controles uit het beheersplan uit.
  • Houd een logboek bij van alle maatregelen en controles.
  • Bovenstaande eisen zijn een samenvatting van de overeenkomsten in regelgeving. Ga in de betreffende regelgeving na aan welke aanvullende eisen u moet voldoen.

2.10 Eten en drinken

Opvangcentra zijn wettelijk verplicht om de kans te verkleinen dat medewerkers en bewoners ziek worden van bedorven eten en drinken. In hygiënecodes staan voedselveiligheidsmaatregelen die voor alle stadia van voedselverwerking gelden: van het kopen of ontvangen tot het bewaren, het bereiden en het serveren van eten en drinken. Hygiënecodes zijn een praktische uitwerking van de HACCP (Hazard Analysis Critical Control Points; een systeem om de voedselveiligheid te beheersen). Als u volgens een hygiënecode werkt, voldoet u aan de wettelijke voorschriften van voedselveiligheid.

Basisprincipes van voedselveiligheid

Voedselveiligheidsmaatregelen zijn gebaseerd op drie basisprincipes: beheersing van de temperatuur, netheid en controle van de houdbaarheid.

Beheersing van de temperatuur

De temperatuur van gekoelde of diepvriesproducten beïnvloedt de voedselveiligheid. Hoe kouder deze producten worden bewaard, hoe minder kans ziekteverwekkers hebben om uit te groeien. Bij hoge temperaturen worden veel ziekteverwekkers juist gedood. Daarom gaan veel regels in de hygiënecode over temperatuurseisen. Zo mag de temperatuur in een koelkast niet warmer zijn dan 7 °C en moet rauw vlees tot minstens 75 °C worden verhit.

Netheid

Via vuile handen en vuile materialen (zoals keukenspullen, de koelkast of andere etenswaren) kan voedsel besmet raken met ziekteverwekkers. Daarom staan er in de hygiënecode zowel eisen die gesteld worden aan de persoonlijke hygiëne van mensen die werken met voedsel als regels gericht op de schoonmaak van materialen en werkruimten.

Houdbaarheid

Al het voedsel is bederfelijk. Daarom is het controleren en garanderen van de houdbaarheid van producten een belangrijk aspect van voedselveiligheid. 

Alle regels in hygiënecodes zijn gericht op deze principes.

Hygiënecodes

Voor zorginstellingen, waaronder opvangcentra, bestaat de ‘Hygiënecode voor de voedingsverzorging in zorginstellingen en Defensie’. U mag ook gebruik maken van een andere code, zoals de Hygiënecode voor de Contractcatering of de Hygiënecode voor de Horeca. De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)) controleert steekproefsgewijs of u de regels uit uw code naleeft.

Hygiënenormen

  • Bepaal volgens welke hygiënecode er op uw locatie wordt gewerkt. Zorg dat de gekozen code alle voedselprocessen in uw centrum dekt.
  • Zorg dat iedereen die betrokken is bij voedselprocessen volgens de hygiënecode werkt.

2.11 Dieren

Dierplaagbeheersing

Ratten, muizen, hoofd- en schaamluis, schurft en bedwantsen zijn voorbeelden van dieren die niet alleen overlast en schade geven, maar ook infectieziekten kunnen overdragen of allergieën veroorzaken. Om uw bewoners en medewerkers hiertegen te beschermen, is een goede dierplaagbeheersing nodig. Hiervoor bestaat het Integrated Pest Management (IPM). IPM is een methode die zich in de eerste plaats richt op het voorkomen van dierplagen door wering, en pas in de tweede plaats op bestrijding.

Maatregelen om plaagdieren te weren richten zich op het voorkomen of beperken van:

  • plekken waar plaagdieren kunnen binnenkomen, schuilen of nestelen;
  • de aanwezigheid van water en voedsel(resten).

Deze maatregelen zijn onder te verdelen in technisch-bouwkundige, hygiënische en bedrijfsmatige maatregelen. Technisch-bouwkundige maatregelen zijn bijvoorbeeld horren plaatsen, kieren en gaten dichten en wild struikgewas (waar dieren in kunnen schuilen) rondom het gebouw verwijderen. Een goede schoonmaak en het bewaren van eten in afsluitbare bakken of potten zijn voorbeelden van hygiënische maatregelen. Onder bedrijfsmatige maatregelen valt onder andere het controleren van binnenkomende producten op (sporen van) plaagdieren.

Hygiënenormen

  • Beheers dierplagen op uw locatie volgens de IPM-methode. Schakel zo nodig hulp in van een dierplaagbeheerser die volgens deze methode werkt.
  • Stel een dierplaagbeheersplan op.
  • Evalueer minimaal jaarlijks of de maatregelen uit uw dierplaagbeheersplan nog worden uitgevoerd en effectief zijn.
  • Houd de getroffen maatregelen bij in een logboek.
  • Schakel bij overlast een deskundige dierplaagbestrijder in. Gebruik zelf geen bestrijdingsmiddelen.

Huisdieren

Net als mensen kunnen dieren een infectieziekte oplopen. Een klein deel van deze infectieziekten kan worden overgedragen op mensen. Deze ziekten noemen we zoönosen. Mogen bewoners huisdieren hebben in uw opvangcentrum? Dan is het belangrijk maatregelen te nemen om het risico op zoönosen te verkleinen.

Hygiënenormen

  • Zijn er bewoners met huisdieren? Neem dan de relevante onderstaande afspraken op in hun persoonlijk begeleidingsplan:
    • Zorg dat het huisdier schoon is.
    • Zorg dat honden aangelijnd zijn in de algemene ruimten. Maak duidelijke afspraken over het uitlaten.
    • Laat het huisdier vaccineren (de benodigde vaccinaties verschillen per diersoort).
    • Laat het huisdier jaarlijks medisch controleren.
    • Geef het huisdier zo nodig een wormenkuur.
    • Laat vogels die nieuw binnenkomen in het opvangcentrum controleren door een dierenarts. Die dierenarts moet onderzoeken of de vogel drager is van de papegaaienziekte (psittacose); mensen kunnen deze ziekte ook oplopen.

Tips

  • Laat bewoners duidelijk weten waar honden niet mogen komen, zoals de keuken en badkamers.

3 Bouw en inrichting

Opvangcentra voor dak- en thuislozen en sociale pensions moeten goed schoon te maken zijn. De bouw en inrichting hebben effect op het gemak waarmee dit kan. Zo zijn gladde wanden sneller en beter schoon te krijgen dan ruwe. Ook zullen medewerkers en bewoners eerder een hygiënische keuze maken als de inrichting daarbij helpt. Als er bijvoorbeeld een wastafel in de buurt is, zullen ze er eerder aan denken hun handen te wassen.

In dit hoofdstuk vindt u de eisen aan de bouw en inrichting die nodig zijn om een goede persoonlijke hygiëne, schoonmaak en hygiënische omgang met materialen, producten en afval mogelijk te maken.

Aanvullende bouwvoorschriften die van invloed zijn op de hygiëne in uw pand vindt u in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Bijvoorbeeld eisen aan het aantal vierkante meter per bewoner en het benodigde aantal toiletten. De specifieke eisen verschillen per type bouw (bestaande bouw of nieuwbouw); deze details vallen buiten de reikwijdte van deze richtlijn.

3.1 Algemene eisen aan alle ruimtes

Naast standaardruimtes als sanitair, keukens en bewonerskamers kunnen er in opvangcentra ook voorzieningen voor kinderopvang aanwezig zijn. Al deze ruimtes moeten veilig en goed schoon te maken zijn. Infectieziekten worden gemakkelijk overgedragen wanneer bewoners te dicht op elkaar zitten. Houd u aan de algemene eisen tijdens de bouw en inrichting van uw opvangcentrum.

Hygiënenormen

  • Richt ruimtes zo in dat schoonmakers overal bij kunnen. Voorkom dat hoeken en oppervlakken moeilijk te bereiken zijn.
  • Zorg voor goed licht om bij schoon te maken.
  • Plaats in elke kamer een afvalemmer met plastic zak.

Tips

  • Verricht tijdig onderhoudswerkzaamheden.

3.2 Bewonerskamer

De bewonerskamer is een ruimte waar één of meerdere bewoners een groot gedeelte van de dag (kunnen) verblijven. In het Bbl staat wat het minimaal aantal m² per persoon is. Zorg dat de u zich bij de inrichting van bewonerskamers houdt aan de volgende eisen:

Hygiënenormen

  • Zorg dat matrashoezen met water af te nemen zijn, of geef elke nieuwe bewoner een schoon matras.
  • Hoofdkussens moeten van wasbaar materiaal zijn. Gebruik geen kussens met plastic hoezen; deze stimuleren transpiratie.
  • Zorg dat het bedframe van een glad, vrijwel onbeschadigd materiaal is. Er mogen wel krasjes op het bed zitten, maar geen roestplekken; dit belemmert een goede schoonmaak.
  • Is er op meerpersoonskamers een wastafel, zorg dan voor een zeepdispenser en wegwerphanddoekjes.

Tips

  • Als kussens niet gewassen kunnen worden, kunt u ze met een afwasbare hoes bekleden.

3.3 Sanitair

Toiletten

In het Bbl staat hoeveel toiletten er in uw opvangcentrum aanwezig moeten zijn. Een toiletruimte kan een gemeenschappelijke ruimte zijn, maar een apart toilet voor mannen en vrouwen is prettiger voor bewoners.

Iedereen die van het toilet gebruikmaakt, moet de handen kunnen wassen. Daarnaast moet de toiletruimte goed schoon te maken zijn. Dat gaat alleen als wanden en vloeren glad zijn en er geen vocht in kan doordringen. Vocht is namelijk een goede voedingsbodem voor ziekteverwekkers. Specifieke eisen aan de maximale wateropname van het materiaal vindt u in het Bbl.

Hygiënenormen

  • Maak de vloer en wanden van toiletten van materiaal dat voldoende bestand is tegen water en waterdamp om schimmelvorming te remmen.
  • Maak de vloer en de wanden van materiaal dat gemakkelijk schoon te maken is.
  • Als er meerdere toiletten zijn, mogen herentoiletten worden vervangen door urinoirs.
    Plaats bij voorkeur een scheiding tussen dames- en herentoiletten.
  • Zorg voor een wastafel met stromend water, een zeepdispenser en handdoekjes. Gebruik bij voorkeur wegwerphanddoekjes.
  • Plaats speciale containers voor maandverband en tampons in de (dames)toiletten.
  • Vervang beschadigde toiletten direct.

Douche- en badruimte

Hoeveel douches u minimaal moet plaatsen is afhankelijk van het aantal bewoners in uw opvangcentrum. Zie het Bbl voor meer informatie. Omdat het in douche- en badruimtes heel vochtig is, groeien schimmels en andere micro-organismen er relatief makkelijk. Daarom moeten de vloer en wanden bestand zijn tegen water en waterdamp. Specifieke eisen aan de maximale wateropname van het materiaal vindt u in het Bbl. Houd u bij de bouw en inrichting van douche- en badruimtes aan de volgende hygiëne-eisen:

Hygiënenormen

  • Maak de vloer en wanden van materiaal dat voldoende bestand is tegen water en waterdamp om schimmelvorming te remmen.
  • Maak de vloer en de wanden van materiaal dat gemakkelijk schoon te maken is.
  • Plaats een afneembaar rooster met een stankafsluiter op het afvoerputje.

Tips

  • Zorg dat de vloer schuin afloopt richting het afvoerputje, zodat het douchewater direct kan wegstromen.

3.4 Gemeenschappelijke keuken

Een gemeenschappelijke keuken kan variëren van een kleine ruimte waar bewoners snel iets te eten opwarmen tot een grote keuken waar maaltijden bereid worden.

Hygiënenormen

  • Zorg voor een vloer die goed schoon te maken, splintervrij en stroef is.
  • Scheid de keuken of het keukenblok van de sanitaire voorzieningen. Hier hoort minstens een scheidingswand tussen.
  • Zorg dat de wand boven het aanrechtblad tot minimaal 60 cm hoogte glad is, zodat deze makkelijk schoon te maken is.
  • Zorg voor een wastafel met warm en koud stromend water, een zeepdispenser en wegwerphanddoekjes. De gootsteen mag als wastafel gebruikt worden.

3.5 Opslagruimtes

Opslagruimte voor schoonmaakmaterialen en -middelen

Houd u bij de inrichting van de opslagruimte voor schoonmaakmaterialen en -middelen aan de volgende eisen:

Hygiënenormen

  • Maak een ophangsysteem zodat bezems, trekkers en dergelijke niet op de grond staan. Op deze manier kunnen ze beter drogen en vervuilen ze minder snel.
  • Plaats een uitstortgootsteen waar vuil water wordt ververst en materialen gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt.
  • Zorg voor een wastafel met stromend water, een zeepdispenser en handdoekjes. Gebruik bij voorkeur wegwerphanddoekjes. De uitstortgoot mag als wastafel gebruikt worden.
  • Plaats gevaarlijke schoonmaakmiddelen, zoals ammoniak, in lekbakken. Zorg dat kinderen er niet bij kunnen.

Magazijn

Houd u bij de inrichting van een magazijn aan de volgende eisen:

Hygiënenormen

  • Staan er in uw magazijn zowel levensmiddelen als schoonmaakmiddelen? Sla deze dan gescheiden op. Sla schoonmaakmiddelen nooit boven levensmiddelen op.
    Zo voorkomt u dat schoonmaakmiddelen op de levensmiddelen terechtkomen als een verpakking kapot is.
  • Plaats de onderste schappen van stellingkasten minimaal 15 cm boven de vloer.
    Zo is er voldoende ruimte om onder de kasten schoon te maken.

3.6 Washok

Vuil wasgoed kan besmet zijn met ziekteverwekkers. Houd u aan de volgende eis om besmetting van het schone wasgoed te voorkomen:

Hygiënenormen

  • Houd schoon en vuil wasgoed gescheiden. Sla schoon linnengoed voor algemeen gebruik op in een aparte ruimte of in een afsluitbare kast in het washok.

3.7 Medische behandelruimte

Is er in uw opvangcentrum een medische behandelruimte? Zorg dan dat deze aan de volgende hygiëne-eisen voldoet:

Hygiënenormen

  • Maak wanden, vloeren en meubilair in de behandelruimte van een glad, niet-absorberend materiaal dat goed schoon te maken is.
  • Zorg voor een behandeltafel of -stoel. Ook deze moet van niet-absorberend materiaal zijn gemaakt dat goed schoon te maken is.
  • Zorg voor een wastafel met warm en koud stromend water, een zeepdispenser en wegwerphanddoekjes. Voorzie de wastafel bij voorkeur van een no-touch kraan. Heeft u geen no-touch kraan? Sluit de kraan dan met uw elleboog of het wegwerphanddoekje.
  • Zet een handalcoholdispenser in de ruimte.
  • Plaats een pedaalemmer of open afvalbak met plastic zak in de ruimte; raak de afvalbak niet met de handen aan.
  • Plaats een naaldcontainer met een UN United Nations (United Nations)-keurmerk in de ruimte.

3.8 Ruimtes en voorzieningen voor kinderen

In sommige opvangcentra zijn ook kinderen aanwezig. Tijdens de verzorging van de kinderen en het spelen kunnen ziekteverwekkers verspreid worden. Voor verschoonplekken voor algemeen gebruik, zandbakken en tijdelijke zwembadjes gelden daarom onderstaande bouw- en inrichtingseisen. Eisen aan de schoonmaak van deze materialen vindt u in paragraaf 5.1.

Verschoonplek voor algemeen gebruik

Hygiënenormen

  • Zorg dat de bekleding van het verschoonkussen goed schoon te maken is.
  • Vervang het verschoonkussen als het beschadigd is.
  • Zorg dat er in de buurt van de verschoonplek een wastafel is met stromend water, een zeepdispenser en wegwerphanddoekjes.

Tijdelijk zwembadje

Hygiënenormen

  • Zorg dat de wanden en bodem van dit zwembadje van vlak materiaal zijn gemaakt dat goed is schoon te maken. Vul het bad met drinkwater.
  • Voorkom dat huisdieren in het badje kunnen komen.

Zandbak

Hygiënenormen

  • Dek de zandbak bij voorkeur af met een vochtdoorlatende afdekking, om honden en katten te weren.
  • Heeft u geen afdekking, controleer dan voor gebruik of er verontreinigingen zoals honden- of kattenpoep in de zandbak liggen. In het schoonmaakschema in paragraaf 5.1 staat wat u in het geval van verontreinigingen moet doen.

4 Hygiëne van bewoners

In de voorgaande hoofdstukken zijn maatregelen beschreven die u en uw medewerkers kunnen nemen om het infectierisico te verkleinen. Maar de bewoners van uw opvangcentrum kunnen hier ook aan bijdragen. Bijvoorbeeld door zich regelmatig te wassen en geen kleren en spullen met elkaar te delen. Daarom is het belangrijk dat het hygiënisch bewustzijn van de bewoners wordt vergroot. In dit hoofdstuk vindt u maatregelen die hieraan bijdragen.

Hygiëneproducten voor bewoners

Hygiënerichtlijnen

  • Zorg dat bewoners een eigen tandenborstel, scheermesje en badslippers hebben. Spreek af dat ze de badslippers alleen in de badkamer gebruiken.
  • Verkoop of geef toiletartikelen zoals zeep, shampoo, maandverband en tampons aan bewoners.
  • Geef zo nodig schone kleding en schoenen.
  • Zorg dat er condooms met een CE Conformité Européenne (Conformité Européenne)-logo verkrijgbaar zijn op een centrale plek.
    logo CE-markering

Hygiënevoorlichting aan bewoners

Hygiënerichtlijnen

  • Bespreek in ieder geval de onderstaande punten met bewoners. Leg onderdelen zo nodig vast in het persoonlijk begeleidingsplan:
    • Was je handen na elk toiletbezoek.
    • Was je handen na contact met lichaamsvocht zoals speeksel, braaksel, ontlasting, wondvocht of bloed.
    • Draag badslippers in gemeenschappelijke doucheruimtes.
    • Douche regelmatig.
    • Gebruik wegwerpzakdoekjes bij hoesten of snuiten. Gooi deze zakdoek direct na gebruik in de afvalbak.
    • Gooi gebruikte pleisters en verbandmiddelen direct na gebruik in de afvalbak.
    • Gebruik alleen schoon servies en bestek; deel dit niet met een ander.
    • Gebruik alleen je eigen toiletartikelen zoals tandenborstels, scheermesjes, haarborstels en crèmes.
    • Gebruik alleen je eigen handdoek.
    • Draag alleen je eigen kleding en schoenen. 
    • Slaap of rust alleen op je eigen bed en beddengoed.
  • Adviseer bewoners over het belang van veilige seks. Geef ze bij voorkeur informatiefolders, bijvoorbeeld van Soa Aids Nederland.
    Veel folders van Soa Aids Nederland zijn gratis (excl. verzendkosten) en in meerdere talen beschikbaar. Zie www.soaaids.nl.
  • Is er een uitbraak van een infectieziekte op uw locatie? Geef bewoners dan mondelinge en schriftelijke informatie over de maatregelen die ze moeten nemen. Neem hiervoor zo nodig contact op met uw GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst).

Schoonmaken met bewoners

Bewoners kunnen ook meehelpen met het schoonmaken in uw opvangcentrum. Heldere schoonmaakinstructies en afspraken zijn nodig voor een goed resultaat.

Hygiënerichtlijnen

  • Zorg dat een werknemer met kennis over schoonmaken de bewoners aanstuurt en hun schoonmaakwerkzaamheden controleert.
  • Geef bewoners duidelijke schoonmaakinstructies.
  • Neem de schoonmaakafspraken op in het persoonlijk begeleidingsplan van de bewoner of in een protocol (bijvoorbeeld een schoonmaakschema).

5 Schoonmaakschema’s en instructies

In dit hoofdstuk vindt u schoonmaakschema’s en instructies, bijvoorbeeld voor handen wassen en handen desinfecteren. De schoonmaakschema’s en de instructies handhygiëne kunt u downloaden en uitprinten. U kunt ze dan direct ophangen, bijvoorbeeld bij wastafels of in een schoonmaakkast.

5.1 Schoonmaakschema’s

In de schoonmaakschema’s staat hoe vaak en op welke manier gereinigd moet worden. Het eerste schema, ‘Algemeen’, geldt voor alle ruimtes. Ruimtespecifieke eisen staan in de volgende schema’s. 

U mag natuurlijk vaker schoonmaken dan in deze schema’s is aangegeven. Minder vaak of op een andere manier schoonmaken, mag alleen met een goede reden (bijvoorbeeld omdat een ruimte bijna nooit wordt gebruikt).

U kunt de schoonmaakschema’s hier downloaden als Word-document. De schema’s zijn zoveel mogelijk op losse pagina’s geplaatst, zodat u ze eenvoudig kunt uitprinten en ophangen. Tevens kunt u de schema’s aanpassen aan de eigen situatie. Bespreek binnen uw eigen organisatie de schoonmaakschema’s en werk ze in nader detail uit tot een eigen werkinstructie.

5.2 Instructies handhygiëne

Bacteriën en virussen zijn overal, op deurknoppen, tafels, telefoons en andere voorwerpen, apparaten en materialen. Sommigen kunnen ziekteverwekkend zijn. Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers worden verspreid, is via de handen. Door regelmatig handhygiëne toe te passen wordt de kans dat u of iemand uit uw omgeving ziek wordt klein.

Pas voor een goede handhygiëne onderstaande regels toe:

  • Was uw handen met water en vloeibare zeep als ze zichtbaar vuil zijn. Gebruik dan geen desinfecterend middel (handalcohol); door zichtbaar vuil vermindert namelijk de werking.
  • Zijn uw handen niet zichtbaar vuil? Dan mag u kiezen of u uw handen wast óf desinfecteert. Pas de manieren echter niet allebei toe; de huid droogt dan te veel uit en beschadigt sneller. De handen worden voldoende schoon als u ze alleen wast of alleen desinfecteert.
Instructies handhygiëne

Het schema Instructies handhygiëne kunt u hier downloaden als pdf.

5.3 Schoonmaak sanitaire voorzieningen

Onderstaande instructies voor de schoonmaak van sanitaire voorzieningen kunt u hier downloaden als Word-document.

Werkwijze dagelijkse schoonmaak sanitaire voorzieningen

  1. Spoel de toiletten door.
  2. Giet schoonmaakmiddel (bijvoorbeeld een wc-reiniger) in de toiletpot.
  3. Borstel de binnenzijde van de toiletpot.
  4. Laat de oplossing enige tijd inwerken.
  5. Leeg ondertussen de afvalbakken en vervang de afvalzak.
  6. Maak de spiegels schoon.
  7. Maak de wastafels aan de binnen-, buiten- en onderkant schoon; gebruik eventueel een schuurspons voor het verwijderen van hardnekkig vuil.
  8. Maak de douchekraan, -kop en –wand schoon.
  9. Controleer de overige wanden op zichtbare vlekken en verwijder deze.
  10. Maak lichtknoppen, deurklinken en andere dingen die veel met de handen worden aangeraakt schoon.
  11. Verwijder vuil uit de afvoerputjes.
  12. Borstel nogmaals grondig de binnenzijde van de toiletpot.
  13. Spoel het toilet door en spoel gelijktijdig de toiletborstel uit.
  14. Maak de doorspoelinstallatie, de buitenkant van de toiletpot en de toiletbril schoon.
  15. Dweil de douche- en overige vloeren.
  16. Dweil de toiletvloer.

Werkwijze wekelijkse schoonmaak sanitaire voorzieningen

  1. Spoel de toiletten door.
  2. Breng een periodieke ontkalker aan onder de randen.
  3. Verdeel het product met toiletborstel door de gehele toiletpot, ook onderin het “waterslot”.
  4. Laat het minimaal 5 minuten inwerken.
  5. Maak ondertussen de buitenkant van de afvalbak, randen, richels, radiatoren, vensterbanken en deuren schoon.
  6. Borstel vervolgens de binnenzijde van de toiletpot grondig.
  7. Spoel het toilet door en maak gelijktijdig de toiletborstel schoon.
  8. Breng een periodieke ontkalker aan op schuursponsje.
  9. Maak hiermee de douchekraan, douchekop en de wastafels schoon.
  10. Maak de douchewanden nat met water.
  11. Breng een periodieke sanitairreiniger aan op een grote spons.
  12. Beweeg de spons met een draaiende beweging over de douchewand. De aanwezige kalkzeep zal loskomen van de wand en gaan schuimen.
  13. Spoel direct hierna af met schoon koud water om te voorkomen dat de kalkzeep weer indroogt en op de wand achterblijft.
  14. Droog na met een raamtrekker en een doek.
  15. Maak de tegelwand rondom de toiletpot schoon tot ± 1 meter hoogte.

5.4 Microvezeldoekjes

Tegenwoordig wordt er steeds meer gebruik gemaakt van microvezeldoekjes. Doordat de vezels in deze doekjes zijn gesplitst, hebben microvezeldoekjes een veel groter oppervlak dan katoenen schoonmaakdoekjes. Zo kunnen microvezeldoekjes vuil en ziekteverwekkers veel beter opnemen dan gewone schoonmaakdoekjes. Bovendien raspen de vezels het vuil los, waardoor u vlekken gemakkelijker verwijdert. U kunt microvezeldoekjes zowel droog als vochtig gebruiken.

Voor een optimaal resultaat gaat u als volgt te werk:

  • Gebruik de microvezeldoekjes altijd zonder schoonmaakmiddelen. Wijk hier alleen van af als de leverancier dit aangeeft.
  • Wilt u de doekjes vochtig gebruiken? Maak ze dan vlak voor gebruik licht vochtig onder de kraan of met het middel dat de leverancier voorschrijft. Leg de doekjes niet in een emmer water. Hierdoor nemen ze direct hun maximale hoeveelheid aan vocht op en verliezen ze hun reinigende werking.
  • Vouw de doekjes voor gebruik een aantal keer dubbel, zodat er meerdere vlakken ontstaan. Gebruik een nieuw, schoon vlak zodra de werking minder wordt.
  • Stop vuile microvezeldoekjes direct in de was; spoel ze tussentijds niet uit. Microvezeldoekjes trekken vuil zó goed aan dat handmatig uitspoelen geen zin heeft. Alleen in de wasmachine wordt een vuil doekje weer schoon.
  • Was de doekjes volgens de voorschriften van de fabrikant.
  • Droog gewassen microvezeldoekjes volgens de gebruiksinstructie. Let op: niet alle microvezeldoekjes kunnen in de droogtrommel. Berg de doekjes nooit vochtig op; hierdoor kunnen ziekteverwekkers uitgroeien.

6 Extra informatie

6.1 Relevante wet- en regelgeving

6.2 Overige documenten en websites

  • Beleidsrichtlijn Technische Hygiënezorg: prioriteren en financieren. LCHV Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid), 2010.
  • Brochure ‘Legionellapreventie in waterinstallaties – regels en toezicht’ van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, d.d. 01-11-2012 (PDF-download).
  • College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. www.ctgb.nl.
  • Gezondheidskundige advieswaarden binnenmilieu. RIVM rapport 609021029/2004.
  • Inspectie Leefomgeving en Transport, Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Informatieblad ‘Ratten en muizen in uw bedrijf?’ 
  • Kenniscentrum Dierplagen (KAD). www.kad.nl.
  • Kennissysteem Infectieziekten en Arbeid. www.kiza.nl.
  • Krol L en van der Poel A, Huisartsenpraktijk 'de Straatdokter', Sociaal Medische Zorg in Rotterdam: bereikbaarheid, continuïteit en samenwerking. Rotterdam: IVO Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen en Verslaving (Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen en Verslaving), 2007. 
  • LCI Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)-draaiboek Wet publieke gezondheid, Artikel 26 meldingen instellingen. December 2008, incl. aanpassing 16-3-2012. 
  • Peeters R, Handboek Binnenmilieu. Rotterdam: RIVM, 2007. 
  • Richtlijnen WIP Werkgroep Infectiepreventie (Werkgroep Infectiepreventie), Stichting Werkgroep Infectie Preventie, Leiden.
  • Risicoprofiel opvangcentra voor dak- en thuislozen, sociale pensions. LCHV.
  • Serie Praktijkboek gezonde gebouwen, ISSO/SBR. 
  • Toolkit Hygiëne. RIVM.
  • Waterwerkbladen. www.infodwi.nl.

6.3 Begrippenlijst

Binnenlucht De lucht in een ruimte, bijvoorbeeld een kamer, vergaderzaal, winkel of festivaltent. De lucht onder een luifel of parasol wordt gezien als buitenlucht.
Ctgb Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)  College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het Ctgb beoordeelt op basis van Europese wet- en regelgeving of desinfecterende middelen toegelaten worden op de Nederlandse markt.
Desinfecteren  Desinfecteren is het doden van ziekteverwekkers met een speciaal daarvoor bestemd desinfecterend middel.
Fifo-systeem  First in, first out-systeem. Dit betekent dat materialen die het eerst geleverd zijn, ook het eerst gebruikt worden. Hiervoor moet de nieuwe voorraad achteraan geplaatst worden en de oude voorraad naar voren geschoven.
Handdesinfecterend middel  Een handdesinfecterend middel is een ziekteverwekkerdodende vloeistof waarmee de handen kunnen worden schoongemaakt. Als handen niet zichtbaar vuil of plakkerig zijn, kan een handdesinfecterend middel worden gebruikt in plaats van water en zeep.

Luchten 

Luchten is het korte tijd (ongeveer tien minuten) openzetten van alle ramen en deuren. Hierbij wordt het niet veel kouder, maar is wel alle binnenlucht ververst.

Micro-organismen 

Bacteriën, virussen, schimmels, gisten en protozoën zijn micro-organismen. Micro-organismen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, op meubels en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige micro-organismen kunnen ziekten veroorzaken.

Microvezeldoekjes 

Microvezeldoekjes bestaan uit een weefsel van microscopisch kleine vezels. Samen vormen de vezels een veel groter oppervlak dan de vezels in bijvoorbeeld een katoenen doek. Hierdoor kunnen microvezeldoekjes meer vuil absorberen. De vezels bestaan uit materiaal dat vetten goed vasthoudt. 

Naaldcontainer 

Een naaldcontainer is een container speciaal ontworpen voor scherp afval zoals naalden en scheermesjes. Bij goed gebruik bieden naaldcontainers een goede bescherming tegen prikken en snijden aan scherp afval.

Persoonlijk begeleidingsplan 

In een persoonlijk begeleidingsplan worden afspraken met de bewoner vastgelegd. Deze afspraken kunnen gaan over de hulp (zorg) die de bewoner wil, over de (persoonlijke) doelen waaraan hij/zij wil werken en de regels waaraan de bewoner zich in huis moet houden. 

Schoonmaken 

Schoonmaken is stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen.

Ventileren 

Bij ventileren komt voortdurend verse buitenlucht binnen, bijvoorbeeld door een rooster of een open raam.

6.4 Ctgb-databank

Hieronder staat hoe u desinfecterende middelen kunt vinden op de website van het Ctgb.

Hebt u al een desinfecterend middel en wilt u weten of u dit mag gebruiken? Gebruik dan optie A. Wilt u een overzicht van toegelaten desinfecterende middelen? Gebruik dan optie B.

A. Zoeken naar een specifiek desinfecterend middel

  • Ga naar www.ctgb.nl en klik op ‘Toelatingendatabank’. Of ga direct naar https://toelatingen.ctgb.nl.
  • Hier kunt u zoeken op de naam van het product.
  • Controleer in het actuele gebruiksvoorschrift altijd of het middel geschikt is voor uw toepassing en welke maatregelen bij gebruik moeten worden genomen.

B. Een overzicht van toegelaten desinfecterende middelen zien

  • Ga naar www.ctgb.nl en klik op ‘Toelatingendatabank’. Of ga direct naar https://toelatingen.ctgb.nl.
  • Klik op de knop ‘Toon uitgebreide filters’.
  • Voer de gewenste selectiecriteria in. Bij Gebruik kunt u professioneel invoeren. Bij Producttype kiest u een optie die hieronder beschreven staat:
    • Middelen die geschikt zijn voor het desinfecteren van handen hebben een PT01-code (‘Biociden voor menselijke hygiëne’).
    • Middelen die geschikt zijn voor materialen en oppervlakken hebben een PT02-code (‘Desinfecterende middelen voor privégebruik en voor de openbare gezondheidszorg, alsmede andere desinfectantia’).
    • Middelen die geschikt zijn voor oppervlakken waarop eet- en drinkwaren kunnen komen, hebben een PT04-code (‘Ontsmettingsmiddelen voor gebruik in de sector voeding en diervoeders’).
  • Controleer in het actuele gebruiksvoorschrift altijd of het middel geschikt is voor uw toepassing en welke maatregelen bij gebruik moeten worden genomen.
  • U kunt via de knop downloaden de selectie exporteren naar een Excel-bestand.

Deze zoekhulp is opgesteld in augustus 2019. Klopt het advies niet meer en heeft u hulp nodig? Neem dan contact op met de Servicedesk van het Ctgb Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides) via telefoonnummer 0317 – 471 810 of door het servicedesk-verzoekformulier in te vullen. Het LCHV Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid) is niet verantwoordelijk voor eventuele wijzigingen aan de website van het Ctgb.

Verantwoording

De hygiënerichtlijn voor dak- en thuislozencentra en sociale pensions is voor het laatst volledig herzien in 2014. Aan de laatste herziening hebben de volgende GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en en organisaties bijgedragen:

  • GGD Rotterdam-Rijnmond
  • GGD Utrecht
  • HVO Hydrotreated Vegetable Oil (Hydrotreated Vegetable Oil)-Querido 
  • Stichting De Tussenvoorziening

Wijzigingen sinds laatste herziening:

  • April 2024: De paragraaf ‘Binnenmilieu’ is vervangen door de recentere paragraaf ‘Infectiepreventie binnenlucht’ uit de Algemene hygiënerichtlijn. De normen in deze nieuwe paragraaf zijn onderbouwd met recente literatuur en opgesteld met medewerking van binnenmilieu-deskundigen.
  • Maart 2024: Paragrafen waar het Bouwbesluit, het Activiteitenbesluit en het Besluit hygiëne en veiligheid van badinrichtingen en zwemgelegenheden (Bhvbz Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden)) werden genoemd, zijn aangepast. Dit is aangepast vanwege de invoering van de Omgevingswet. Het Bouwbesluit is nu het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Het Activiteitenbesluit en het Bhvbz zijn opgegaan in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal Besluit activiteiten leefomgeving (Besluit activiteiten leefomgeving)).
  • Maart 2020: De NEN Nederlandse norm (Nederlandse norm)-norm EN 420 voor handschoenen is komen te vervallen.
  • Augustus 2019: Paragraaf 6.4 (zoekhulp Ctgb Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)-databank) is geactualiseerd.
  • Juli 2019: De richtlijn is omgezet naar webbased tekst; hierbij zijn enkele niet-inhoudelijke aanpassingen gedaan en zijn diverse hyperlinks geüpdatet.

 

De hygiënerichtlijn is een uitgave van:
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid
Postbus 1 | 7200 BA Bilthoven
E-mail: lchv@rivm.nl
Web: www.lchv.nl