Go to abstract

Samenvatting

In 1994 verleende het Ministerie van VROM aan RIVM de opdracht tot het uitvoeren van een landelijk onderzoek naar radon in woningen. De opzet van dit landelijke onderzoek vormt het onderwerp van dit rapport. De doelstellingen van het onderzoek waren: a) bepalen van de gemiddelde radonconcentratie (222Rn) en de spreiding daarin voor woningen gebouwd na het afsluiten van een vergelijkbaar onderzoek in 1984, en b) vaststellen wat de relatieve bijdrage is van bodem en bouwmaterialen aan de radonconcentratie in recent gebouwde woningen. Deze gegevens zullen worden gebruikt bij het selecteren van mogelijke tegenmaatregelen en bij het evalueren van de effectiviteit van de regelgeving op het gebied van radon. Voor ieder van beide te beantwoorden vragen werd een afzonderlijke steekproef uit het Nederlandse woningbestand genomen. De eerste vraag werd beantwoord aan de hand van een steekproef van circa 1000 woningen, die in de periode 1985 tot 1993 zijn gebouwd in 52 gemeenten. De samenstelling van de steekproef wijkt voor een aantal kenmerken af van het Nederlandse woningbestand. Het meest opvallend is de oververtegenwoordiging van eengezins- en eigen woningen. De tweede vraag werd beantwoord middels een onderzoek in ongeveer 450 eengezinswoningen verdeeld over 14 gemeenten en gebouwd op uiteenlopende bodems. Geografische verschillen in bouwwijze leidden tot het onderscheiden van twee groepen gemeenten: deze met hoofdzakelijk tussenwoningen en die met vooral halfvrijstaande en vrijstaande woningen. Gegevens over radon en bronnen van radon werden verzameld met radon-meetbekers, door het plaatsen van zogenaamde PFT-bronnen en -adsorbers voor het meten van luchtstromen, het bemonsteren van grond en het invullen van een vragenlijst over bouwkundige kenmerken en ventilatiegedrag. De onderzoeksresultaten worden behandeld in RIVM rapport 610058006.

Abstract

In 1994 the Dutch Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment (VROM) commissioned RIVM to carry out a national survey on radon in dwellings, the set-up of which is described in this report. The goals of the survey were: a) to determine the average and the range of the radon (222Rn) concentration in Dutch dwellings built since concluding the previous survey in 1984, and b) to quantify the relative contribution of radon from the building materials and from the soil to the indoor radon level in dwellings built in the course of the last decade. These data will be used for the selection of possible counter-measures and as a reference for evaluating the effectiveness of final regulations on radon. Two separate random samples from the Dutch housing stock were taken to answer these questions. A sample of about 1000 dwellings built between 1985 and 1993 in 52 municipalities was taken to answer the first question. The composition of the sample differs from the Dutch housing stock for a number of characteristics, the most obvious of which is the over-representation of single-family and private homes. A sample of about 450 single-family dwellings built in 14 municipalities on different soil types was taken to answer the second question. Two groups of municipalities were distinguished because of geographic differences in building practices: those where town houses predominate and those with mainly detached and semi-detached houses. Information on radon and its sources were collected through placement of alpha track detectors, installation of so-called PFT sources and passive samplers for air infiltration measurement, collection of soil samples and completion of a questionnaire on building and ventilation characteristics. The results of the study are dealt with in RIVM report no. 610058006.

Resterend

Grootte
1.73MB