Go to abstract

Samenvatting

Om te komen tot een schatting van de incidentie van gastro-enteritis, Campylobacter en Salmonella-infectie in de algemene bevolking is in 1991 een populatiestudie uitgevoerd in een aantal gemeenten verspreid over Nederland. Tevens diende deze studie een schatting te geven van het deel van de gastro-enteritis-episodes dat gedekt wordt door onderzoek binnen huisartsenpopulaties. Aan het onderzoek hebben 2206 personen deelgenomen (35% respons), die een persoontijd bijdroegen van 660 persoonjaren. De gestandaardiseerde incidentie van gastro-enteritis was 447 eerste episodes per 1000 persoonjaren. De gestandaardiseerde incidentie van Campylobacter was 86 eerste infecties per 1000 persoonjaren ; van Salmonella was dit 35 eerste infecties per 1000 persoonjaren. Uit 4,5% van de faecesmonsters van personen met gastro-enteritis werd Campylobacter geisoleerd, uit 1,6% Salmonella. 91% van de gastro-enteritis-episodes met Campylobacter was toe te schrijven aan deze infectie. Voor 22% van de eerste episodes werd een huisarts geconsulteerd. Extrapolatie naar de Nederlandse bevolking gaf een geschat aantal van 7,0 miljoen episodes van gastro-enteritis per jaar. Jaarlijks zouden in Nederland 1,5 miljoen episodes van gastro-enteritis gepaard gaan met gemiddeld 1,5 consultaties van een huisarts, 3,8 miljoen episodes zouden gepaard gaan met geneesmiddelengebruik en 12000 jaar zouden worden verzuimd van school of werk. De incidentie van gastro-enteritis-episodes waarvoor een huisarts geconsulteerd werd ligt tienmaal zo hoog als in de huisartsenpeilstation-onderzoeken. Dit leidt tot de conclusie dat resultaten van huisartsenpeilstationonderzoek niet direct naar de populatie te extrapoleren zijn, op basis van het percentage personen met gastro-enteritis dat de huisarts bezoekt. De extrapolatiefactor kan slechts worden achterhaald indien de data van een populatiestudie direct kunnen worden gekoppeld aan de data van een huisartsenpeilstationstudie.

Abstract

In order to estimate the incidence of gastro-enteritis, and Campylobacter and Salmonella infections in the general population, a population survey was conducted in 1991 in a number of municipalities across the Netherlands. The study was also intended to produce an estimate of the proportion of gastro-enteritis episodes that are seen by general practitioners. 2206 persons took part in the study (35% response) and contributed 660 person-years of observation. The standardised incidence of gastro-enteritis was 447 first episodes per 1000 person-years. The standardised incidence of Campylobacter was 86 first infections per 1000 person-years and of Salmonella, 35 first infections per 1000 person-years. From 4.5% of the samples of persons with gastro-enteritis Campylobacter was isolated ; from 1.6%, Salmonella was isolated. 91% of the gastro-enteritis episodes with Campylobacter was attributable to this infection. In 22% of the first episodes a general practitioner was consulted. Extrapolation to the Dutch population gives an estimated number of 7.0 million episodes of gastro-enteritis a year. On a yearly basis 1.5 million episodes would have led to consultation of a general practitioner, 3.8 million episodes would have led to the use of medicine and 12,000 years would have been missed from school or work. The number of consultations of a general practitioner in this study was 10 times as high as in the studies done among the populations treated by general practices. It is concluded that the results of a study in general practices cannot be directly extrapolated to the general population, based on the percentage of persons with gastro-enteritis that consult a general practitioner. This extrapolation factor can only be clarified if the data of a population study can be linked to the data of a study in general practices.

Resterend

Grootte
0MB