Go to abstract

Samenvatting

In het Ecolonia project zijn 101 woningen ontworpen en gebouwd met huidige bouwtechnieken gericht op: energiebesparing, lange levensduur en beperking afval, en gezondheid en veiligheid. In negen geselecteerde huizen van drie verschillende bouwtypen werden lange termijn metingen van een aantal binnenlucht kwaliteitsparameters uitgevoerd. Deze parameters, die geselecteerd waren op grond van richtlijnen of referentieonderzoek, omvatten: fijn stof, vluchtige organische componenten, stikstofoxiden, polycyclische aromatische koolwaterstoffen en aldehyden. Deze componenten werden continue gemeten gedurende een periode van een half jaar of over een korte tijd (meestal een week) in 1993 en 1994. Resultaten geven aan dat de verschillende bouwtypen geen significant effect hadden en dat de luchtverontreiniging vooral werd veroorzaakt door activiteiten van de bewoners. Fijn stof concentraties vertoonden een correlatie met het aantal bewoners en de binnenshuis doorgebrachte tijd : met meer dan twee bewoners werd het criterium 'gezond binnenmilieu, zoals neergelegd in 'Zorgen voor Morgen', van 40 mug/m3 overschreden. Dit doet twijfels rijzen omtrent de haalbaarheid van het criterium. De niveaus van vluchtige organische componenten konden worden verklaard met het gebruik van huishoudprodukten, zoals verf en produkten voor onderhoud van meubilair en vloeren. In twee van de negen huizen werden relatief hoge benzeenconcentraties gevonden. In een van deze huizen werd dit veroorzaakt door een zeer hoge concentratie gedurende een week. In het andere huis waren de concentraties hoog gedurende de gehele meetperiode en konden worden geassocieerd met de aanwezigheid van polystyreen verpakkingsmateriaal. Dit geeft wellicht aan dat polystyreen een bron is voor benzeen in het binnenmilieu. In een beperkt aantal huizen werden nieuw geidentificeerde componenten gevonden in lage concentraties waardoor zeer geringe emissies uit bouwmaterialen niet kon worden uitgesloten. De niveaus van polycyclische aromatische koolwaterstoffen waren lager dan jaargemiddelde waarden gemeten in rurale gebieden en kunnen dan ook als niet van belang worden aangemerkt. Twee aldehydes, formaldehyde en aceetaldehyde, werden in extreem hoge concentraties gevonden in zes huizen (>100 mug/m3). Deze bevindingen werden niet bevestigd door klachten van de bewoners, hoewel bij deze hoge niveaus acute effecten verwacht mogen worden. Het tijdspatroon van stikstofoxide doet vermoeden dat er een kortsluitstroom bestond van het ventilatiesysteem bij een van de bouwtypen. Er kan geconcludeerd worden dat de binnenluchtverontreiniging in de huizen van het Ecolonia project vooral wordt veroorzaakt door de activiteiten van de bewoners en in zeer geringe mate door de emissies van bouwmaterialen. De binnenlucht in drie van de geselecteerde woningen, gericht ontwikkeld op de aspecten gezondheid en veiligheid verschilde niet significant van die van de andere bouwtypen. Dit alles suggereert dat verbeteringen van de binnenmilieu-kwaliteit in nieuwe woningen eerder bereikt kan worden door voorlichting aan de bewoners over de consequenties van hun activiteiten binnenshuis dan door verdere verbetering van de bouw.

Abstract

In the Ecolonia project 101 houses have been designed according to today's building techniques focusing on: energy conservation, long life cycles and waste control, and improving the quality of dwelling and health. Nine houses of three different construction types were selected for long-term monitoring of a number of chemical air pollution parameters to access indoor air quality. The parameters which were selected from directives or reference studies included: particulate matter, volatile organic compounds, nitrogen oxides, polycyclic aromatic hydrocarbons and aldehydes. These compounds were measured continuously for a period of half a year or just measured for a limited period (mostly one week) in 1993 and 1994. Results indicate that the different building construction had no significant effect and that most of the air pollution was caused solely by the dwellers. Suspended particulate matter concentrations correlate closely with the number of dwellers and the spent time in the house: with more than two inhabitants the criteria for 'healthy indoor environment' as given in Concern for Tomorrow', of 40 mug/m3 was exceeded. This challenges the feasibility of the criteria. Volatile organic compound levels could be traced back to consumer products used by dwellers such as paints, materials for furniture and floor maintenance. In two of the nine houses relatively high average concentrations of benzene were found. In one of the houses this was due to an extreme high level during one week. In the other the levels were high throughout the monitoring period and could be associated with the presence of packing material (polystyrene) on the second floor. This might identify this material as a potential indoor source for benzene. In a limited number of houses the occurrence of some newly identified volatile organic compounds at low levels indicated some emissions from the construction materials. Levels of polycyclic aromatic hydrocarbons were lower than the annual mean concentration found in rural areas and are not considered to be important pollutants in this set of houses. Two of the aldehydes, formaldehyde and acetaldehyde, measured over a period of one week, were found in extreme high concentrations in six houses (>100 mug/m3). These findings were not supported by any complaints from the dwellers, although these levels would have been expected to cause a number of acute hazardous effects. The temporal patterns of nitrogen oxide in one of the houses suggest the occurrence of a short-circuit of exhaust air of the ventilation system. It is concluded that the indoor air pollution in the houses of the Ecolonia project was mainly caused by the dwellers' activities and marginally by the building construction. The indoor air quality in three of the selected houses that were specially designed to optimise indoor environment quality favourable for health conditions, did not differ significantly from the others. This suggests that the improvement of the indoor air quality in new houses might be achieved by informing the dwellers about the consequences of their activities rather than by further improving the building construction.

Resterend

Grootte
0MB