De Gezondheidsraad stelde in haar rapport Het individuele, collectieve en publieke belang van vaccinatie van 2013, dat er mogelijk gezondheidswinst zou blijven liggen, omdat nieuwe vaccins onvoldoende benut worden. De mogelijke oorzaken hiervoor zijn onder andere een beperkte bekendheid bij het grote publiek en een gebrek aan kennis van en ervaring met vaccinatie bij professionals. Binnen het project Extra vaccinaties op maat wordt sinds juli 2015 bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVMRijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) onderzoek gedaan naar de informatiebehoefte van het publiek en professionals in de zorg. Het doel hiervan is om de voorlichting over vaccinaties buiten de publieke vaccinatieprogramma’s zo goed mogelijk te laten aansluiten.

IB maart 2017

Auteur: B.A. Lehmann

Infectieziekten Bulletin, jaargang 28, nummer 3, maart 2017

content

In Nederland worden de meeste vaccinaties aangeboden via publieke vaccinatieprogramma’s zoals het Rijksvaccinatieprogramma (RVP Rijksvaccinatie programma (Rijksvaccinatie programma)) en het Nationaal Programma Grieppreventie (NPG Nationaal Programma Grieppreventie (Nationaal Programma Grieppreventie)). Er zijn daarnaast ook vaccinaties die niet in programma’s zijn opgenomen, maar wel beschermen tegen ziekten die in Nederland kunnen voorkomen. Dit zijn vaccinaties die op maat kunnen worden ingezet:

• Gordelroosvaccinatie – voor ouderen
• Pneumokokkenvaccinatie - voor ouderen
• Kinkhoestvaccinatie - voor volwassenen
• Kinkhoestvaccinatie - voor zwangere vrouwen
• Griepvaccinatie - voor personen jonger dan 60 jaar
• Hepatitis B-vaccinatie - buiten het RVP
• Meningokokken B -vaccinatie – voor kinderen
• Rotavirusvaccinatie – voor kinderen
• Waterpokkenvaccinatie – voor kinderen

In juni 2014 werd de Tweede Kamer geïnformeerd over het voornemen van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)) om een nieuw vaccinatiezorgmodel in te voeren waarin alle vaccins, ook wanneer zij niet worden opgenomen in het RVP, de weg naar de burger kunnen vinden. Het ministerie van VWS gaf vervolgens het RIVM de opdracht om publieksvoorlichting en deskundigheidsbevordering voor professionals op te zetten. Daarvoor is sociaalwetenschappelijk onderzoek nodig naar de informatie-behoefte van de verschillende doelgroepen.

Maternale kinkhoestvaccinatie

Eind 2015 bracht de Gezondheidsraad het advies uit om zwangere vrouwen in het derde trimester van hun zwangerschap een inenting tegen kinkhoest aan te bieden. Op deze manier worden baby’s beter beschermd tot ze oud genoeg zijn om zelf volledig gevaccineerd te zijn. Minister Schippers van het ministerie van VWS gaf afgelopen juni aan dit advies over te willen nemen, mits het uitvoerbaar en betaalbaar is. Dit wordt momenteel door het RIVM uitgezocht. Het is belangrijk om alle doelgroepen te benaderen en te betrekken bij het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal (onder andere de RIVM-website met publieksinformatie en informatie voor professionals). Het doel is om zwangere vrouwen zo goed mogelijk te ondersteunen bij het maken van een keuze over vaccinatie en om professionals (verloskundigen, gynaecologen, jeugdgezondheidzorg, huisartsen, kinderartsen) goed voor te lichten zodat zij hun patiënten kunnen adviseren over de vaccinatie.

Onderzoek publiek

Om inzicht te krijgen in wat zwangere vrouwen willen weten over kinkhoestvaccinatie tijdens de zwangerschap, werden in mei en juni 2016 onlinefocusgroepdiscussies georganiseerd, met 3 groepen van elk 9 tot 12 zwangere vrouwen. In een afgeschermde online omgeving werd door de deelnemers gediscussieerd over vaccinatie tijdens de zwangerschap: factoren die de beslissing over vaccineren tijdens de zwangerschap beïnvloeden, de gewenste informatie over de vaccinatie en door wie die wordt verstrekt, en wie de vaccinatie toedient.

Resultaten

  • De deelnemers gaven aan dat het essentieel voor hen is om goed geïnformeerd te zijn, alvorens een beslissing over vaccinatie te kunnen nemen. Het moet duidelijk zijn dat de voordelen van vaccinatie zwaarder wegen dan mogelijke nadelen. Hierbij werden de volgende factoren genoemd: de ernst van de ziekte, kans op besmetting, de ziektelast voor zuigelingen, effectiviteit en veiligheid van de vaccinatie en mogelijke bijwerkingen of langetermijneffecten, vooral voor de kinderen;
  • Verder waren ze geïnteresseerd in de ervaring van zwangere vrouwen die al gevaccineerd waren en hoe die hun afwegingen hadden gemaakt;
  • De deelnemers gaven verder aan dat ze behoefte hadden aan betrouwbare websites en folders en aan mondelinge toelichting door een goed geïnformeerde zorgverlener, verloskundige of gynaecoloog, aan wie ze vragen kunnen stellen. Hiervoor zagen zij ook wel een taak weggelegd voor de medewerkers van de Jeugdgezondheidszorg (JGZ Jeugdgezondheidszorg (Jeugdgezondheidszorg)) en de huisarts;
  • JGZ-medewerkers en huisartsen zouden de vaccinatie moeten toedienen vanwege de ervaring die zij daar al mee hebben;
  • De deelnemers gaven verder aan erop te vertrouwen dat ze goed in staat zijn om mogelijke bijwerkingen door vaccinatie te herkennen en actie te ondernemen als dat nodig is.

Onderzoek professionals

Onder professionals werden in de eerste helft van 2016 3 verschillende studies over maternale kinkhoestvaccinatie uitgevoerd: een vragenlijstonderzoek bij huisartsen (N=99) en JGZ-artsen en -verpleegkundigen (N=92), individuele interviews (N=20) met verloskundigen, gynaecologen, kinderartsen en JGZ-artsen en –verpleegkundigen en online focusgroepdiscussies met verloskundigen (N=26).

In alle 3 onderzoeken werden de volgende aspecten behandeld:

  • Hoe uitgebreid is hun kennis over maternale kinkhoestvaccinatie;
  • Wat is hun houding tegenover de vaccinatie;
  • Hoe zien zij hun rol als professional in het voorlichten en/of toedienen van vaccinatie (rol-perceptie);
  • Welke knelpunten verwachten zij bij het invoeren van de vaccinatie;
  • Welke informatie willen zij hebben en waar moet deze informatie vandaan komen/ te vinden zijn.

Resultaten

Kennis

In de vragenlijst voor huisartsen en JGZ-medewerkers waren 5 kennisvragen opgenomen over maternale kinkhoestvaccinatie (Tabel 1). Hierover wisten JGZ-medewerkers iets meer (gemiddeld 4 vragen goed) dan huisartsen (gemiddeld 2 vragen goed) en zij kozen minder vaak voor de antwoordoptie ‘Ik weet het niet’. Uit de individuele interviews werd duidelijk dat men zich over het algemeen weinig bewust was van het gevaar van de ziekte voor zuigelingen en dat zwangere vrouwen dan ook tegen kinkhoest gevaccineerd kunnen worden. In de focusgroepdiscussies met verloskundigen bleken er grote verschillen te zijn tussen het kennisniveau over maternale kinkhoestvaccinatie. Sommige verloskundigen hadden eerder deelgenomen aan de RIVM-studie Maternale Immunisatie Kinkhoest (MIKI) van het RIVM waarbij zwangere vrouwen tegen kinkhoest gevaccineerd werden en onderzocht werd of hun baby’s in de eerste maanden na de geboorte daardoor beter beschermd waren tegen kinkhoest dan baby’s wier moeders pas na de bevalling tegen kinkhoest gevaccineerd werden. Deze verloskundigen bleken goed geïnformeerd over kinkhoestvaccinatie tijdens de zwangerschap.


 


Houding

Uit de vragenlijststudie bleek dat JGZ-medewerkers iets positiever stonden tegenover maternale kinkhoestvaccinatie dan huisartsen. Veel van de professionals uit de 3 onderzoeken gaven aan dat ze achter het besluit van minister Schippers zullen staan. Veel professionals betwijfelen echter of (kritische) zwangere vrouwen en verloskundigen de vaccinatie zullen accepteren. Daarnaast bleek acceptatie ook samen te hangen met de waargenomen ernst van de ziekte. Kinderartsen en JGZ-medewerkers die zuigelingen/ jonge kinderen met kinkhoest in hun praktijk hadden, vonden de ziekte ernstiger en leken dan ook positiever te staan tegenover maternale kinkhoestvaccinatie. Uit de focusgroepdiscussies bleek vooral dat de acceptatie hoger was onder verloskundigen met meer kennis over de vaccinatie. Echter kan er een bias verwacht worden omdat het dan over verloskundigen gaat die ook al eerder vrijwillig aan de MIKI Maternale Immunisatie Kinkhoest (Maternale Immunisatie Kinkhoest)-studie deelnamen.

Rol-perceptie

(JGZ-medewerkers en verloskundigen zagen voor zichzelf een actieve rol in de voorlichting over vaccinatie en het mogelijk toedienen ervan in het geval dat maternale kinkhoestvaccinatie landelijk ingevoerd wordt. Sommige JGZ-medewerkers gaven in de interviews aan dat ze het toedienen van de vaccinatie een rol van de verloskundige vinden, onder andere omdat ze zelf geen ervaring hebben met het vaccineren van volwassenen. Verloskundigen zagen zichzelf daarnaast als de belangrijkste professional voor het informeren en adviseren van zwangere vrouwen. Huisartsen, kinderartsen en gynaecologen zagen voor zichzelf over het algemeen een meer passieve rol weggelegd dan verloskundigen en JGZ-medewerkers en gaven aan vragen te beantwoorden van zwangere vrouwen die bij hen komen.

Knelpunten

Een extra consult, extra tijdsbesteding en administratie rondom het vaccineren werden vooral door verloskundigen als knelpunten genoemd bij het invoeren van landelijke maternale kinkhoestvaccinatie. Daarnaast gaven meerdere verloskundigen aan dat ze het advies om tijdens de zwangerschap te vaccineren in tegenstrijd vinden met het advies om zo min mogelijk medicijnen tijdens de zwangerschap te gebruiken. JGZ-medewerkers benoemden het vaccineren van volwassenen als een mogelijk knelpunt omdat ze in hun praktijk gewend zijn om alleen kinderen te vaccineren. Daarnaast gaven de verschillende groepen professionals uit de 3 onderzoeken aan dat maternale kinkhoestvaccinatie zonder veel problemen toegevoegd zou kunnen worden aan bestaande vaccinatieprogramma’s.

Informatiebehoefte

De verschillende groepen professionals uit de 3 onderzoeken gaven vooral aan behoefte te hebben aan informatie over het nut en de noodzaak van maternale kinkhoestvaccinatie, veiligheid en effectiviteit van het vaccin, contra-indicaties en ervaringen met maternale kinkhoestvaccinatie in andere landen. Daarnaast wilden ze ook weten of er alternatieven zijn om zuigelingen tegen kinkhoest te beschermen, evenals handvatten voor het gesprek met (kritische) zwangere vrouwen. Bovendien gaven ze aan meer te willen weten over de logistiek rondom maternale kinkhoestvaccinatie (bijvoorbeeld waar is het vaccin verkrijgbaar, tijdstip van vaccinatie, vergoeding, mogelijke veranderingen in het vaccinatieschema van kinderen).

Informatiebronnen

Het RIVM werd over het algemeen door de professionals als een belangrijke bron voor informatie over vaccinatie gezien. Naast de richtlijnen van de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)) over vaccinaties gaven veel professionals aan e-learning als een goede tool te zien om zichzelf over maternale kinkhoestvaccinatie te informeren, maar ook om zwangere vrouwen hierover te counselen. Daarnaast was ook een actieve benadering door de eigen beroepsorganisaties (bijvoorbeeld de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen)), het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG Nederlands Huisartsen Genootschap (Nederlands Huisartsen Genootschap))) gewenst. Een helpdesk voor vragen en een beslisboom werd ook door sommigen genoemd. Opvallend was daarnaast dat veel professionals het wenselijk zouden vinden als zwangere vrouwen al voordat ze bij hen komen, geïnformeerd zijn over maternale kinkhoestvaccinatie door middel van een brede campagne, folders, flyers of filmpjes.

Wat gebeurt er met de resultaten van het onderzoek?

Met de inzichten uit het hierboven beschreven onderzoek zijn de publieksvoorlichting op de RIVM-website en de informatie voor professionals aangepast op de informatiebehoefte van zwangere vrouwen en professionals die te maken kunnen krijgen met vragen of het uitvoeren van maternale kinkhoestvaccinatie. In de informatie voor professionals wordt aangeraden om ook de publieksinformatie te lezen, omdat die veel gestelde vragen van zwangere vrouwen bevat en ook mythes benoemt die professionals in hun praktijk tegen kunnen komen.

Het onderzoek wordt uitgebreid met een vragenlijstonderzoek onder een grotere groep zwangere vrouwen en professionals.


Publieksinformatie

Informatie voor professionals


Auteurs

B.A. Lehmann, Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM, Bilthoven

Correspondentie

birthe.lehmann@rivm.nl

Literatuur

  1. Gezondheidsraad. Het individuele, collectieve en publieke belang van vaccinatie. Den Haag: Gezondheidsraad, 2013; publicatienr. 2013/21.
  2. Gezondheidsraad. Vaccinatie tegen kinkhoest: doel en strategie. Den Haag: Gezondheidsraad, 2015; publicatienr. 2015/29.