De meeste patiënten die een Q-koortsinfectie hebben doorgemaakt herstellen. Toch lijdt na 2 jaar na het begin van de ziekte meer dan 1 op de 3 patiënten nog aan een ernstig aangedane gezondheidsstatus. Dat blijkt uit het proefschrift The long-term health status of Q fever patients: the Dutch experience waarin de langetermijneffecten van Q-koorts zijn onderzocht en vergeleken met legionellose en andere infecties met vergelijkbare symptomen.

content

Auteur(s): J.A.F. van Loenhout

Infectieziekten Bulletin: oktober 2015, jaargang 26, nummer 8

content

Q-koorts is een zoönose die wordt veroorzaakt door de intracellulaire bacterie Coxiella burnetii. Ongeveer 40% van de geïnfecteerde mensen ontwikkelt symptomen. Het gaat meestal om een griepachtig ziektebeeld met aspecifieke klachten, voornamelijk koorts, pneumonie en hepatitis. Het is aangetoond dat Q-koorts de gezondheid ook langdurig kan beïnvloeden, waarbij ernstige vermoeidheid één van de manifestaties is. Hoewel verscheidene studies een verminderde gezondheidsstatus na Q-koorts hebben beschreven, zijn deze uitkomsten gebaseerd op kleine aantallen patiënten, en slechts enkele studies hebben het ziekteverloop over de tijd onderzocht.

Onderzoeksvragen

Tussen 2007 en 2011 was er in Nederland een ongeëvenaarde uitbraak van Q-koorts. Het totale aantal gemelde patiënten binnen deze periode was 4.107. Door deze uitbraak was het mogelijk de gezondheidsstatus op de lange termijn in een groot aantal laboratoriumbevestigde Q-koortspatiënten te onderzoeken. In dit promotie-onderzoek zijn de volgende vragen onderzocht:

  • Hoe is het verloop in gezondheidsstatus van Q-koortspatiënten tot 4 jaar na aanvang van de ziekte, en welke persoonlijke karakteristieken zijn geassocieerd met gezondheidsstatus?
  • Hoe verhoudt de gezondheidsstatus van Q-koortspatiënten op de lange termijn zich tot die van patiënten die een andere infectieziekte hebben ondergaan, te weten een lageluchtweginfectie of legionellose?
  • Is er een verschil in gezondheidsstatus tussen gemelde en niet-gemelde Q-koortspatiënten, patiënten die niet aan de klinische criteria van de meldingscriteria voldoen, op 4 jaar na aanvang van de ziekte?
  • Hoe verloopt de arbeidsparticipatie van Q-koortspatiënten tot 12 maanden na aanvang van de ziekte, en welke persoonlijke karakteristieken zijn hiermee geassocieerd?

Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van vragenlijsten. In dit proefschrift hebben we 2 gevalideerde instrumenten gebruikt om gezondheidsstatus te meten: de volledige Nijmegen Clinical Screening Instrument (NCSI) en 4 subdomeinen van de Short Form 36 (SF-36).


 

Joris. A.F. van Loenhout

The long-term health status of Q fever patients : the Dutch experience

ISBN-nummer 978-94-6259-506-4

 


 

 

Verloop in gezondheidsstatus over de tijd

Het verloop in gezondheidsstatus in een groep van 336 Q-koortspatiënten gedurende 24 maanden na aanvang van de ziekte is in kaart gebracht. Er bleek een significante lineaire verbetering over de tijd te zijn in 9 van de 12 NCSI- en SF-36-subdomeinen die we onderzocht hebben. Het percentage patiënten met ernstige vermoeidheid nam bijvoorbeeld af van 73% op 3 maanden tot 60% op 12 maanden en 37% op 24 maanden. Ondanks deze significante verbetering over de tijd, had meer dan 1 op de 3 patiënten na 24 maanden nog steeds gezondheidsklachten. De subdomeinen ‘Vermoeidheid’, ‘Algemene Kwaliteit van Leven’ en ‘Rolvervulling-Fysiek’ waren het ernstigst aangedaan. We hebben verscheidene risicofactoren geïdentificeerd die geassocieerd waren met een verminderde gezondheidsstatus op deze subdomeinen, namelijk het vrouw-zijn, het jongvolwassene-zijn en het hebben van onderliggende gezondheidsproblematiek.

Q-koorts versus legionellose

We hebben de gezondheidsstatus en arbeidsparticipatie van 309 Q-koortspatiënten vergeleken met die van 190 patiënten met legionellose op 12 maanden na aanvang van hun ziekte. De reden dat we de impact van deze ziektes met elkaar hebben vergeleken is omdat ze een vergelijkbaar acuut ziektebeeld hebben, dat vaak gepaard gaat met koorts en pneumonie. Daarnaast was er nog weinig bekend over de impact van legionellose op de lange termijn. Beide groepen patiënten scoorden het slechtst voor de NCSI- en SF-36-subdomeinen ‘Vermoeidheid’, ‘Algemene Kwaliteit van Leven’ en ‘Rolvervulling-Fysiek’: ongeveer de helft van de patiënten leed aan ernstige vermoeidheid, en een even grote groep aan een ernstig aangedane algemene kwaliteit van leven, wat beide veel hoger is dan de percentages in een gezonde referentiegroep. We vonden geen significant verschil in scores voor de subdomeinen ‘Vermoeidheid’ en ‘Algemene Kwaliteit van Leven’ tussen Q-koortspatiënten en patiënten met legionellose. Alleen voor het subdomein ‘Rolvervulling-Fysiek’ scoorden Q-koortspatiënten significant slechter. We hebben daarbij gecorrigeerd voor relevante confounders, (confounder is een variabele die ervoor zorgt dat 2 populaties niet gelijk zijn en die mogelijk een gevonden effect geheel of gedeeltelijk kan verklaren) aangezien de groepen op veel fronten van elkaar verschilden. Zo waren patiënten met legionellose gemiddeld ouder, lager opgeleid en vaker man, zij rookten meer, dronken meer alcohol, hadden meer onderliggende gezondheidsproblematiek en waren vaker opgenomen in het ziekenhuis dan Q-koortspatiënten.

Q-koorts versus andere infecties

We hebben onderzocht of 32 patiënten met een lageluchtweg-infectie zonder Q-koorts evenzeer aangedaan waren in hun gezondheidsstatus op de lange termijn als 50 patiënten met een lage- luchtweginfectie met Q-koorts. Op ongeveer 15 maanden na aanvang van de ziekte was 40% van de Q-koortspositieve groep ernstig aangedaan op 2 of meer NCSI-subdomeinen, versus 56% van de Q-koortsnegatieve groep. De meest ernstig aangedane subdomeinen in de Q-koortspositieve groep patiënten met een lageluchtweginfectie waren ‘Vermoeidheid’ en ‘Algemene Kwaliteit van Leven’ (beide 40% van de patiënten), versus ‘Vermoeidheid’ (64%) en ‘Subjectieve Ademhalingsklachten’ (35%) in de Q-koortsnegatieve groep. Het enige significante verschil in subdomeinscores tussen de groepen is vastgesteld voor ‘Subjectieve Ademhalingsklachten’, waarvoor de groep Q-koorts-negatieve patiënten slechter scoorde.

Arbeidsparticipatie

Naast gezondheidsstatus hebben we in ook arbeidsparticipatie prospectief in kaart gebracht bij 336 Q-koortspatiënten tussen
3 en 12 maanden na aanvang van de ziekte. Het percentage werkende Q-koortspatiënten met een verminderde arbeidsparticipatie door Q-koorts over de tijd bleek af te nemen: van 45% op 3 maanden tot 19% op 12 maanden. Het gemiddeld aantal uren wat door deze patiënten minder wordt gewerkt verandert nagenoeg niet over de tijd. Factoren die geassocieerd zijn met een verminderde arbeidsparticipatie van Q-koortspatiënten in een multi-variaat model waren het hebben van symptomen, een hogere score voor verdriet, een voormalig roker zijn (in vergelijking tot nooit gerookt hebben), geen alcohol gebruiken en het volgen van een aanvullende behandeling voor de effecten van Q-koorts op de lange termijn.

Daarnaast hebben we de arbeidsparticipatie van Q-koorts-patiënten op 12 maanden vergeleken met de arbeidsparticipatie in patiënten met legionellose. Hieruit bleek dat er een klein verschil bestond tussen deze groepen: 19% van de werkende Q-koorts-patiënten was beperkt in hun arbeidsparticipatie versus 15% van de werkende patiënten met legionellose.

Gemelde en niet-gemelde patiënten

Tijdens de Q-koortsepidemie in Nederland zijn veel patiënten met een laboratoriumbevestigde Coxiella burnetii-infectie niet gemeld als acute Q-koorts, omdat zij niet voldeden aan de klinische criteria van de casusdefinitie van acute Q-koorts (koorts, pneumonie en/of hepatitis). Iedere patiënt met een positieve serologie wordt door het laboratorium gemeld aan de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst), die besluit vervolgens of een patiënt meldingsplichtig is. Wij onderzochten en vergeleken de gezondheidsstatus van 448 gemelde en 193 niet-gemelde patiënten op 4 jaar na aanvang van de ziekte. Het meest aangedane NCSI-subdomein in beide groepen was ‘Vermoeidheid’: 50,5% van de gemelde en 54,6% van de niet-gemelde patiënten leed aan ernstige vermoeidheid. De gezondheidsstatus op de lange termijn verschilde niet significant tussen gemelde en niet-gemelde patiënten. Deze resultaten suggereren dat de omvang van de Q-koortsuitbraak in Nederland tussen 2007 en 2009 onderschat werd wanneer alleen gemelde patiënten volgens de EU Europese Unie (Europese Unie)-casusdefinitie werden meegenomen.

Discussie

Onze conclusie is dat de meeste patiënten die een Q-koortsinfectie hebben doorgemaakt herstellen. Desondanks lijdt op 24 maanden na aanvang van de ziekte meer dan 1 op de 3 patiënten (37%) aan een ernstig aangedane gezondheidsstatus, waaronder ernstige vermoeidheid. Dit heeft een aanzienlijke impact op de volksgezondheid in Nederland, gezien de omvang van de Q-koorts-uitbraak tussen 2007 en 2011. Omdat een hoog percentage patiënten met legionellose en patiënten met een andere lageluchtweginfectie ook een ernstig aangedane gezondheidsstatus heeft op 12 maanden, bevelen we aan dat deze patiënten eveneens ondersteuning hiervoor ontvangen. Gezondheidswerkers (o.a. huisartsen en bedrijfsartsen) en de gezondheidssector moeten op de hoogte zijn van deze impact en zorgen voor adequate ondersteuning van patiënten. Naast medische zorg op de lange termijn bevelen we ook hulp op psychosociaal vlak aan de groep ernstig aangedane patiënten aan, en hulp met alledaagse zaken (o.a. werk, opleiding en sociale activiteiten).

Auteur

J.A.F. van Loenhout, Eerstelijnsgeneeskunde, Radboud universitair medisch centrum, Nijmegen

Correspondentie

Joris.vanLoenhout@radboudumc.nl