Op donderdag 31 juli 2014 maakte de zeehavenpolitie aan GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Rotterdam-Rijnmond melding van een schip dat onderweg was naar Rotterdam met 5 verstekelingen aan boord. Zij vermoedde dat de verstekelingen uit Guinee afkomstig waren, waar op dat moment ebola heerste. Het schip was op 26 juli vertrokken uit Dakar, Senegal en werd 4 augustus in Rotterdam verwacht. De zeehavenpolitie maakte zich zorgen omdat zij aan boord moeten om verstekelingen aan te houden. Het was niet bekend of de verstekelingen op dat moment ziek waren, maar men wilde wel graag weten welke beschermende maatregelen er genomen konden worden om besmetting te voorkomen.

content

Auteur(s): A. de Raad

Infectieziekten Bulletin: november-december 2015, jaargang 26, nummer 9-10

Het was voor GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Rotterdam-Rijnmond de eerste melding van de havenautoriteiten over één of meer mogelijke ebolapatiënten aan boord van een schip. Om een goede risico-inschatting te maken en dus ook een goed advies te kunnen geven, was er extra informatie nodig. Gelukkig zou het nog een aantal dagen duren voor het schip aan zou komen in de haven van Rotterdam. De zeehavenpolitie werd gevraagd uit te zoeken hoe zeker het was dat de verstekelingen aan boord uit Guinee kwamen, hoe lang en via welke landen zij gereisd hadden voor zij het schip op waren gegaan en of zij op dat moment ziekteverschijnselen (koorts, braken en/of diarree) hadden. De zeehavenpolitie zou de GGD op de hoogte houden van nieuwe ontwikkelingen.

Een half uur later belde een havenarts over dezelfde casus met de mededeling dat hij van de zeehavenpolitie had vernomen dat de verstekelingen wel ziek waren. Welke verschijnselen zij precies hadden was niet bekend. De havenarts vroeg zich af welke maatregelen er genomen zouden moeten worden door de mensen de mensen van de loodsdienst, de zeehavenpolitie en eventueel een arts en welke maatregelen de bemanningsleden van het schip moesten nemen.

Hierop werd door de GGD opnieuw contact opgenomen met de zeehavenpolitie. Zij zijn voor hun informatie afhankelijk van de bemanning van het schip. Er waren verschillende aanwijzingen dat de verstekelingen uit Guinee kwamen, maar 100% zekerheid hadden ze niet. De ervaring leert dat verstekelingen er vaak geen belang bij hebben om hun land van herkomst prijs te geven. Ditzelfde geldt voor het geven van informatie over de weg die zij hebben afgelegd voordat zij op het schip kwamen. Vooralsnog waren er geen signalen binnengekomen dat de verstekelingen ziek waren, maar dit werd nog geverifieërd. De GGD sloot kort met de Landelijke Coördinatie Infectziektebestrijding (LCI Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)) van het RIVM dat de hoofdboodschap naar alle betrokken partijen moest zijn dat er geen risico is op ebola zolang de verstekelingen geen ziekteverschijnselen vertonen. Om aan de partijen enig handelingsperspectief te geven werd afgesproken wat men moest doen als één van de verstekelingen toch ziekteverschijnselen zou krijgen binnen 21 dagen (incubatietijd ebola) na vertrek uit Dakar. Dit was uiteraard erg ruim genomen, maar het was de enige datum die bekend was. Zolang er geen zekerheid was over de afkomst van de verstekelingen moesten we er rekening mee houden dat ze mogelijk uit een gebied kwamen waar Ebola heerste.

De havengezondheidsdienst

In 2009 is de Port Health Authority Rotterdam (PHAR) opgericht. De afspraken tussen de samenwerkende partijen zijn vastgelegd in convenanten. Conform deze convenanten is het Havencoördinatiecentrum (HCC hepatocellulair carcinoom (hepatocellulair carcinoom)) de gesprekspartner van de GGD in dit soort situaties. Het HCC weet welke schepen op welk tijdstip de haven van Rotterdam binnenkomen. Ook coördineert het HCC de diensten (bijvoorbeeld loodsen) die aan boord komen als het schip de haven inkomt. Wanneer een schip zieken aan boord heeft wordt dit via een Maritime Declaration of Health (maritieme gezondheidsverklaring) aan het HCC gemeld. Schepen zijn verplicht conform artikel 50 van de Wpg Wet Publieke Gezondheid (Wet Publieke Gezondheid) om deze verklaring via het HCC in te vullen. Indien er zieken aan boord zijn (geweest) wordt deze verklaring ter beoordeling naar de GGD gestuurd. De GGD adviseert het HCC vervolgens bijvoorbeeld over eventueel te nemen maatregelen bij betreden van het schip. Aan het hoofd van het HCC staat de havenmeester.

Het HCC leek niet op de hoogte te zijn van de onrust rondom het schip dat naar Rotterdam op weg was. Met de zeehavenpolitie en de havenartsen het HCC en de PHAR werd kortgesloten dat de GGD hen op de hoogte zou brengen van de situatie en de adviezen aan de bemanning. Dit ging telefonisch en werd daarna per e-mail bevestigd. Ook werd afgesproken dat de GGD geïnformeerd zou worden over de opvanglocatie waar de verstekelingen naar toe zouden gaan, zodat de GGD deze instelling ook op de hoogte kon houden. Voor het moment leek de situatie in de hand.

 

Informatie van de GGD

Aangezien de verstekelingen waarschijnlijk uit Guinee komen, is het niet uit te sluiten dat zij ziek worden door het ebolavirus. Mensen kunnen tot 21 dagen nadat zij in aanraking met het virus zijn gekomen ziek worden. Indien zij ziek zijn kunnen zij de ziekte overdragen door direct contact met de patiënt en/ of lichaamsvloeistoffen zoals braaksel, bloed, zweet, urine etc. De kans dat verstekelingen ebola hebben is erg klein, vaak is er sprake van andere ziekten.
 

Niet ziek ( geen koorts)

Zolang mensen niet ziek zijn, zijn zij niet besmettelijk voor anderen. In het contact met de verstekelingen zijn er als zij niet ziek zijn dus ook geen maatregelen nodig.
 

Wel ziek ( temperatuur boven de 38 graden Celcius)

Indien een van de verstekelingen ziek wordt en een temperatuur heeft boven de 38 graden Celsius  (oormeting/rectaal), dient:

  • De patiënt direct in een aparte kamer ondergebracht te worden en een eigen toilet toegewezen te krijgen. De patiënt mag de kamer niet af behalve om naar het toilet te gaan.
  • Direct de GGD Rotterdam Rijnmond afdeling infectieziekten geïnformeerd te worden. Dit kan op het telefoonnummer 010-433 9897. Via dit nummer kan de dienstdoende arts infectieziekten 24/7 opgeroepen worden.
  • Tot dit overleg heeft plaatsgevonden en duidelijk is welke maatregelen er genomen dienen te worden, mag niemand het schip op of af. Ook geen loods.
  • Indien er sprake is van diarree, braken, bloeden  en andere lichaamsvloeistoffen is het belangrijk dit niet zonder voorzorgsmaat-regelen aan te raken.
  • Het advies is dus zowel de patiënt als de lichaamsvloeistoffen niet aan te raken en/of schoon te maken tot er informatie over de te nemen voorzorgsmaatregelen is verkregen van de GGD ( Voor bereikbaarheid zie boven).

Bovenstaande informatie geldt t/m 15 augustus. ( dit is 21 dagen nadat de verstekelingen aan boord zijn gekomen op 26 juli 2014 ).

Toch nam de onrust toe. GGD Rotterdam-Rijnmond werd van verschillende kanten benaderd met vragen. Eén van de verstekelingen was waarschijnlijk minderjarig en zou dus in een gastgezin opgevangen moeten worden. De zeehavenpolitie belde hierover en vertelde dat de ervaring leert dat deze jongeren vaak weglopen uit gastgezinnen. Dus wat te doen als hij/zij op de vlucht slaat en dan gezondheidsklachten krijgt? De zeehavenpolitie stelde voor om hem/haar, net als de andere verstekelingen, op last van de burgemeester ook vast te houden. Verder wilde de zeehavenpolitie meer informatie over de gezondheid van de verstekelingen, voordat zij aan boord zouden gaan van het schip. Ze vroegen of er een GGD-arts mee aan boord kon gaan, om de verstekelingen eerst te beoordelen. Omdat het niet bekend was of de verstekelingen in contact waren geweest met ebolapatiënten, er geen informatie was over de periode voordat zij op het schip terecht kwamen en er nog geen aanwijzingen waren dat ze ziekteverschijnselen hadden, was er geen reden de burgemeester te vragen om extra maatregelen op te leggen. Er werd afgesproken dat de GGD-arts en -verpleegkundige voorlichting zouden gaan geven aan de havenpolitie voordat zij aan boord van het schip zouden gaan. Waarschijnlijk zou dit voldoende zijn.

Naast de vragen van de zeehavenpolitie kwamen er vragen binnen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND Immigratie- en Naturalisatiedienst (Immigratie- en Naturalisatiedienst)) ,het NIDOS (opvang minderjarige asielzoekers), de Radio Medische Dienst en het Aanmeldcentrum Schiphol. De vragen varieerden van “Kunnen we geen vroegdiagnostiek doen om zeker te weten dat de verstekelingen niet besmet zijn? tot “Wat moeten we doen als een verstekeling in het water valt en gereanimeerd moet worden?” Eigenlijk wilde men vooraf elk risico op ebola uitsluiten. Eén instantie gaf zelfs aan de verstekelingen alleen met volledige beschermingsmaatregelen te zullen benaderen, ook wanneer zou blijken dat zij niet ziek waren.

Het was enige tijd onzeker of het schip wel naar Rottterdam zou komen om zijn lading te lossen want die was nog niet verkocht. Ook was het niet duidelijk of besmetting met ebola via goederen mogelijk was. Na overleg tussen HCC, de zeehavenpolitie en GGD Rotterdam-Rijnmond werd besloten dat er geen reden was om het schip niet in Rotterdam te laten aanmeren. Er is alleen indirect risico op besmetting bij de import en het eten van (illegaal, ingevroren) bushmeat. Uiteindelijk arriveerde het schip op 6 augustus in de haven van Rotterdam. De voorlichting aan de zeehavenpolitie–verliep rustig en het aantal vragen viel mee. De verstekelingen werden door de zeehavenpolitie zonder enig verzet van boord gehaald. Uit het verhoor door de politie bleek dat zij allen meerderjarig te waren. Zeer waarschijnlijk waren ze niet afkomstig uit Guinee, maar mogelijk wel uit Sierra Leone. Ook bleek dat de verstekelingen voor vertrek al minstens 14 dagen in Dakar waren geweest. Omdat de reis 11 dagen had geduurd waren ze bij aankomst in Rotterdam meer dan 21 dagen niet in ebola besmet gebied geweest. Bovendien waren ze niet ziek geworden.

Conform de wet vallen verstekelingen aan boord van schepen onder het beleid van de Rotterdamse zeehavenpolitie, dat in principe gericht is op terugkeer naar het land van herkomst.

Conclusie

Alle onzekerheden rond de verstekelingen aan boord van het schip, maakte deze casus bijzonder en ingewikkeld. De aanvankelijke boodschap ‘geen zieken is geen risico’ bleek niet genoeg te zijn om onrust te voorkomen. Zowel uit deze casus als de overige casussen die bij de GGD Rotterdam-Rijnmond gemeld worden, is gebleken dat er behoefte is aan uitleg en voorlichting vanuit de richtlijnen en een situatiespecifiek handelingsperspectief. Dit geldt vooral bij ernstige ziekten zoals ebola.

Auteurs

A. de Raad, arts infectieziektebestrijding, I. Berger-van der Meer, verpleegkundige, A. Tjon-A-Tsien, arts M&G maatschappij&gezondheid (maatschappij&gezondheid), GGD Rotterdam-Rijnmond

Correspondentie

atjonatsien@rotterdam.nl