Is er risico na een besmettingsaccident met een overledene?

Een medewerker van een begrafenisonderneming heeft zich bij het verwijderen van een perfusorpompaansluiting bij een 3 dagen tevoren overleden patiënt, gesneden aan de daarvoor gebruikte scalpel. Het gaat om een klein bloedend wondje in de vinger. De scalpel blijkt bij navraag vaker te worden gebruikt voor vergelijkbare handelingen. Het is onduidelijk hoe lang dit instrument in gebruik is en hoe het wordt schoongemaakt. Ook lijken de hygiëneafspraken over invasieve instrumenten die worden gebruikt bij de preparatie van lichamen, bij het uitvaartbedrijf onduidelijk te zijn. Er zijn geen aanwijzingen dat de scalpel (visueel) is verontreinigd. De vraag is of deze medewerker een risico loopt op bloedoverdraagbare aandoeningen.

Richtlijn Prikaccidenten

Voor alle besmettingsaccidenten geldt dat de landelijke richtlijn Prikaccidenten een praktisch instrument is om te toetsen wat het risico is. De GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) gebruikte voor deze situatie dan ook de samenvattingstabel van de richtlijn Prikaccidenten. Dit incident echter, laat zich daar wat moeilijker inpassen. In de tabel kom je uit bij operatiekamerinstrumenten waarmee dit als een hoogrisico-incident zou moeten worden gezien, maar we hebben hier te maken met een andere context. Namelijk, enerzijds zat de perfusorpompaansluiting deze patiënt vlak onder de huid, de patiënt was al 3 dagen overleden en de huid werd niet meer doorbloed. En anderzijds was onduidelijk in hoeverre de scalpel al verontreinigd was.

Hygiënemaatregelen voor de uitvaartbranche

Uitvaartmedewerkers dienen op de hoogte te zijn van de risico’s die hun werk met zich mee kan brengen. Voor de uitvaartzorg is door de Branchevereniging Gecertificeerde Nederlandse Uitvaartondernemingen (BGNU, voorheen NUVU) en de Samenwerkende uitvaartorganisaties (Nardus) een arbocatalogus ontwikkeld. Deze is uit 2010 en bevat onderwerpen als hygiënemaatregelen, gevaarlijke stoffen en hepatitis B ( informatie over risico’s en transmissie) en daaraan gekoppeld:

  • Vaccinatie en bescherming
  • Prik-, snij- of spatincidenten.
  • Werkwijze risicovolle taken
  • Schoonmaak, reiniging en desinfectie

Ook heeft de branche een risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E Risico-Inventarisatie en Evaluatie (Risico-Inventarisatie en Evaluatie)), die alleen is in te zien voor leden.

Bescherming medewerker

In de arbocatalogus is de volgende tekst over vaccinatie en bescherming ten aanzien van hepatitis B opgenomen:

Vaccinatie van medewerkers met een beroepsgebonden risico wordt gegeven ter bescherming van de medewerkers zelf. Vaccinatie geeft een langdurende bescherming tegen een hepatitis B-infectie. Volgens het Arbobesluit is de werkgever verplicht de werknemers te beschermen tegen hepatitis B als er sprake is van een verhoogd risico. Leerlingen en stagiaires vallen ook onder de beleidsregel. Volgens de beleidsregel dient de medewerker zelf te beschikken over een vaccinatiekaart. De werkgever krijgt een kopie. De medewerker kan niet worden verplicht om zich te laten vaccineren. Niet gevaccineerde medewerkers en nonresponders (mensen die na vaccinatie onvoldoende beschermd blijven) mogen geen risicovolle werkzaamheden uitoefenen zoals het werken met overledenen met open wonden, uitwendige bloedingen en het uitvoeren van inwendige handelingen (bijvoorbeeld hechten).

Advies op maat

Voor de GGD is het nuttig te weten dat de uitvaartbranche haar eigen hygiënerichtlijnen heeft waarnaar kan worden verwezen. Daarin is ook informatie over schoonmaak, reiniging en desinfectie van materialen opgenomen. Het is wenselijk dat medewerkers zich bewust zijn van de risico’s in hun werk, dat zij de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken en gevaccineerd zijn tegen hepatitis B.

Ieder incident is anders en moet zorgvuldig worden beoordeeld. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever dat deze beoordeling plaatsvindt, in principe door de eigen arbodienst (als de werkgever daar bij aangesloten is) of anders bijvoorbeeld door de GGD.

Gezien de context van de casus is dit incident ingeschat als een laagrisico-incident met wél een indicatie voor vaccinatie tegen hepatitis B maar géén indicatie voor maatregelen ten aanzien van hepatitis C of hiv humaan immunodeficientievirus (humaan immunodeficientievirus).

De auteurs bedanken Karin Cox, GGD regio Utrecht

Auteurs

T. Oomen, I. Sitters, Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM, Bilthoven

Correspondentie

Ton.Oomen@rivm.nl

Bronnen

Richtlijn prikaccidenten LCI Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)
http://www.kiza.nl/content/uitvaartwerkers