Overzicht van bijzondere meldingen, clusters en epidemieën van infectieziekten in binnen- en buitenland tot en met 16 augustus 2012

content

Auteur(s): E. Fanoy

Infectieziekten Bulletin, jaargang 23, nummer 7, september 2012

Binnenlandse signalen

Bofincidentie neemt weer af

Vanaf 1 dec 2009 t/m 21 augustus 2012 werden 1538 bofgevallen gemeld in Osiris. Na een daling in juni, is de incidentie van bof in juli licht toegenomen. (Figuur 1) (Bron: Osiris)

 

 

 

Figuur 1 Incidentie van bof van december 2009 t/m juli 2012

 

Seksueel overdraagbare aandoeningen in Nederland

In 2011 is het aantal nieuwe consulten op de soapoliklinieken met 8% gestegen ten opzichte van 2010 naar 113.000 bezoeken. Bij 14% van de consulten werd één of meerdere soa seksueel overdraagbare aandoening (seksueel overdraagbare aandoening) gevonden, bij mannen die seks hebben met mannen (MSM mannen die seks hebben met mannen (mannen die seks hebben met mannen)) was dit 20%; dit is vergelijkbaar met voorgaande jaren. Het percentage dat positief was voor hiv humaan immunodeficientievirus (humaan immunodeficientievirus) bleef ongeveer gelijk, terwijl het percentage polibezoekers waarbij syfilis wordt gevonden al jaren een dalende trend vertoont. Het percentage polibezoekers met chlamydia of gonorroe is niet gedaald. Bij ruim 11% van alle soacentrabezoekers wordt chlamydia aangetroffen. Gonorroe wordt nog steeds met name gediagnosticeerd bij MSM. Het ontbreken van een duidelijk dalende trend van gonorroe is extra zorgelijk nu de dreiging van resistentie tegen de eerstekeusantibiotica het afgelopen jaar verder is toegenomen. (Bron: RIVM)

 

Effecten antibioticagebruik bij mens en dier

Antibioticaresistentie in de Nederlandse gezondheidszorg is nog steeds laag, maar de resistentie tegen derdegeneratiecefalosporineantibiotica in de kliniek neemt toe. Hoewel het totale antibioticagebruik per opgenomen patiënt al jaren vrij stabiel is, worden in ziekenhuizen vaker reserveantibiotica voorgeschreven. Het antibioticagebruik bij dieren lag in Nederland hoog vergeleken met andere Europese landen, maar is sinds 2007 met 40% afgenomen. (Bron: CVI Central Veterinary Institute (Central Veterinary Institute))

Aedes albopictus (tijgermuggen) gevonden bij bandenimporteur

Het Centrum Monitoring Vectoren (CMV) van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)) is gestart met de bestrijding van exotische muggen op 2 industrieterreinen. Tijdens een reguliere controle werden enkele Aziatische tijgermuggen aangetroffen bij deze importeurs van gebruikte banden. Ook in voorgaande jaren zijn er sporadisch
exotische muggen aangetroffen op bandenbedrijven. De muggen worden bestreden door de NVWA samen met het Kenniscentrum Dierplagen (KD). Er worden middelen gebruikt die zowel larven als volwassen muggen doden. Directe betrokkenen en omwonenden worden geïnformeerd over de bestrijding. Het huidige beleid is gericht op het voorkomen
van eventuele vestiging van deze muggen door actieve opsporing en bestrijding. De kans dat deze muggen infectieziekten overdragen is verwaarloosbaar klein gezien het beperkte aantal aangetroffen muggen en de geringe kans dat zij pathogenen bij zich dragen. (Bron: NVWA)

Verhoogde incidentie van lymphogranuloma venereum

In het eerste kwartaal van 2012 zijn 44 lymphogranuloma venereum (LGV Lymphogranuloma venereum (Lymphogranuloma venereum)-)diagnoses gerapporteerd. (Figuur 2) Dit is het hoogste aantal gerapporteerde diagnoses in een kwartaal sinds de LGV-surveillance startte in 2006. Alle betrokken patiënten waren MSM. Van de 44 patiënten was 86% (n=38) bekend hivpositief en 66% (n=29) had ook andere soa. Deze kenmerken sluiten aan bij het bekende risicoprofiel voor LGV onder MSM. Het percentage positieve testen in het 1e kwartaal laat ook een stijging zien, dit was 11,9% vergeleken met 5,8% in 2011. De meeste patiënten zijn gemeld door de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Amsterdam.
Figuur Rapportage van LGV-diagnoses 2006-eerste kwartaal 2012 (Bron: RIVM)

 

 

 

 

Figuur 2 Rapportage van LGV-diagnoses 2006-eerste kwartaal 2012


 

Cutane difterie na bezoek aan Gambia

GGD Drenthe meldde een patiënt met cutane difterie met een toxinogene stam. Op vakantie in Gambia kreeg hij muggenbulten die hij openkrabde waardoor er laesies ontstonden op zijn benen. De patiënt heeft intensief contact heeft gehad met de lokale bevolking. Hij meldde zowel tijdens zijn verblijf in Gambia als bij thuiskomst koorts te hebben gehad
gepaard gaande met koude rillingen en kortdurend pijn bij het slikken. Vanwege de huidlaesies (foto 1) en de anamnese van mogelijk koorts na terugkeer uit Gambia is hij in het ziekenhuis opgenomen en werd na 2 dagen weer ontslagen. Uit kweekonderzoek van de wonden op zijn benen kwam Staphylococcus aureus groep B-streptokokken en C. diphtheriae. De PCR polymerase chain reaction (polymerase chain reaction) voor difterietoxine was positief. De patiënt vertelde dat hij in het verleden gevaccineerd was volgens het Rijksvaccinatieprogramma (RVP Rijksvaccinatie programma (Rijksvaccinatie programma)) en in 2006 een boostervaccinatie tegen difterie, tetanus en polio (DTP Dyfterie tetanus Polio (Dyfterie tetanus Polio)).
Foto 1. Huidlaesies van patiënt met cutane difterie
Naast een antibioticakuur zal zijn vaccinatiestatus op peil gebracht worden. Verder zijn mogelijke contacten opgespoord en geïnformeerd en waar nodig is vaccinatie aangeboden. Huisartsen en specialisten in de regio zijn geïnformeerd. De laatste jaren is er in Nederland nog 1 geval van toxinogene cutane C. diphtheriae gemeld, en wel in december 2011. Ook deze patiënt was vlak van te voren in Gambia geweest. Het totale aantal gemelde difteriegevallen in Europa is afgenomen van 1,82/miljoen inwoners in 2000 tot 0,07/miljoen in 2009, met de meeste gevallen in Oost-Europa. (Bronnen: GGD Drenthe, EID Tijdschrift Emerging Infectious Diseases (Tijdschrift Emerging Infectious Diseases))

 

 

Foto 1 Huidlaesies van patiënt met cutane difterie

 

Dinoflagellaat aangetroffen in kreek in Zeeland

De Veiligheidsregio Zeeland meldde de aanwezigheid van de dinoflagellaat Alexandrium ostenfeldii in een kreek in de provincie Zeeland. De toxines die geproduceerd worden door Alexandrium ostenfeldii behoren tot de groep van de spiroliden. Dat is een grote groep, waarbinnen de verschillende neurotoxines verschillen in toxiciteit. Mogelijke klachten na het
binnenkrijgen van deze toxines zijn maagdarmklachten en klachten van neurotoxische aard, zoals tintelingen, gevoel van zwakte en kortademigheid. Vorige week overleed een hond die in de kreek had gezwommen; in de maaginhoud van het dier werden deze dinoflagellaten aangetroffen. Omdat via gemalen het water vanuit de kreek naar de Oosterschelde is gepompt, werd zwemmen in de Oosterschelde afgeraden, evenals het consumeren van zelfgeraapte schelpdieren uit dit gebied. Voor de schelpdierproducenten
was in dit gebied tijdelijk een fase 1 ingesteld, wat betekende dat zij het water moeten analyseren op de aanwezigheid van deze algen, en de schelpdieren op aanwezigheid van het toxine. Nadat de controles negatief waren mochten de schelpen weer op de markt gebracht worden. Schelpdieren kunnen door opname van besmet water de toxines
concentreren. (Bron: GGD Zeeland)

Twee zuigelingen met infantiel botulisme

Er zijn recent 2 patiëntjes met infantiel botulisme gemeld. Eén zuigeling werd opgenomen met respiratoire insufficiëntie. Na een bradycardie en reanimatie werd het kindje overgeplaatst naar de afdeling intensive care. Later kwamen daar uitval van de gezichtsspieren en ptosis (afhangen van bovenste ooglid) van beide ogen bij. Ook was de zuigreflex weg. Het patiëntje bleek dagelijks honing bij de borstvoeding te krijgen en daarmee was er een sterke verdenking op infantiel botulisme. Er werd serotype A van het Clostridium botulinum-toxine in het serum en de feces aangetoond. Honing is een bekend voedingsreservoir voor sporen van C. botulinum waarvan is aangetoond dat er een relatie bestaat met het optreden van infantiel botulisme. In Nederland wordt geadviseerd om geen honig te geven aan kinderen onder de leeftijd van 1 jaar. In augustus werd opnieuw een zuigeling van infantiel botulisme, serotype B, gemeld. Dit kind was 4 maanden oud. De 2 patiëntjes wonen in verschillende GGD-regio’s en het bleek om verschillende toxinetypes te gaan; de patiënten lijken dus niet gerelateerd. Bij het tweede patiëntje was geen sprake van een verdachte voedingsbron zoals honing.
Infantiel botulisme is een zeldzame neuromusculaire aandoening bij kinderen tot 1 jaar. Infantiel botulisme werd voor het eerst beschreven in 1976. Sindsdien zijn meer dan 1500 gevallen gerapporteerd, vooral in de Verenigde Staten. In Europa zijn vanaf 1993 geïsoleerde gevallen gemeld. In Nederland werden in 2000 voor het laatst 3 patiëntjes met infantiel botulisme gemeld. Mogelijk waren 2 van de 3 besmet door honing. (Bronnen: GGD’en)

Buitenlandse signalen

Ebola in Oeganda

Het Ministerie van Gezondheid in Oeganda heeft laten weten dat er sinds begin juli sprake is van een Ebola-uitbraak in het district Kibaale in het westen van het land. De eerste patiënten kwamen uit hetzelfde dorp en grotendeels uit dezelfde familie, maar ondertussen heeft het virus zich verder verspreid. In de laatste berichten wordt gesproken over 36 zieken, waarvan er 14 zijn overleden. Op nationaal en regionaal niveau is een responsteam samengesteld en experts van het ministerie, de World Health Organization (WHO World Health Organization (World Health Organization))
en de Centers for Disease Control and Prevention (CDC Centers for Disease Control and Prevention (Centers for Disease Control and Prevention)) zijn ter ondersteuning in Kibaale aanwezig. Iedereen die mogelijk contact heeft gehad met bevestigde of mogelijke patiënten wordt opgespoord en gemonitord. In het Kibaale ziekenhuis is een isolatieafdeling opgezet voor alle patiënten. Artsen en gezondheidwerkers die eerdere patiënten behandeld hebben, zijn in quarantaine geplaatst. (Bronnen: WHO, Promed)

Toename West-Nijlvirusinfecties in de Verenigde Staten

Het Amerikaanse CDC rapporteert een toename van het aantal West- Nijlvirusinfecties (WNV West Nile virus (West Nile virus)) in de Verenigde Staten (VS Verenigde Staten (Verenigde Staten)). Tot nu toe zijn in 43 staten patiënten met WNV-infecties gemeld. Ook in vogels en muggen wordt WNV regelmatig aangetroffen. In totaal zijn in 2012 tot nu toe 693 patiënten gemeld, waarvan 26 overleden. 59% Van de patiënten heeft de neuro-invasieve vorm (zoals meningitis of encefalitis). Ruim 80 % van de besmettingen werden gemeld in de staten Texas, Mississippi, Louisiana, Oklahoma, South
Dakota en Californië. (Figuur 3) Het aantal patiënten dat tot nu toe in 2012 gemeld is, is het hoogst sinds 1999 toen WNV voor het eerst werd aangetoond in de VS en een grote epidemie veroorzaakte. Het is niet duidelijk waardoor de toename komt. Mogelijk speelt de droogte een rol. (Bron: CDC)

 

 

Figuur 3 West-Nijlvirus in de VS

 

Toxoplasma in geïmporteerd vlees

Recent is duidelijk geworden dat er in Europa vlees wordt geïmporteerd uit Latijns-Amerika, dat niet ingevroren wordt vervoerd. Dit vlees kan Toxoplasma gondii-weefselcysten bevatten die deze behandeling kunnen overleven. Het vlees wordt ook in Nederland geïmporteerd. Patiënten in Europa zijn meestal geïnfecteerd met een clonale lineage 2 ofwel
genotype 2-stammen. In Latijns-Amerika komen andere Toxoplasma-stammen voor dan in Europa waaronder meer virulente stammen die atypisch worden genoemd. Deze geven meer pathologie bij congenitale infecties en ook meer oogproblemen bij verworven infecties. Daarnaast komt er in Frans-Guyana en waarschijnlijk ook in Suriname een Toxoplasma-stam voor die vooral respiratoire klachten veroorzaakt (ARDS Acute respiratory distress syndrome (Acute respiratory distress syndrome)=Acute respiratory distress syndrome). Door consumptie van rauw vlees waarin levende bradyzoïeten aanwezig zijn, zou in Europa een ernstiger infectie met Toxoplasma kunnen worden geïntroduceerd. Dat dit geen denkbeeldig risico is, blijkt uit een beschrijving uit Frankrijk van 3 patiënten met Toxoplasma-infecties. Een van deze patiënten is overleden. De patiënten zijn hoogstwaarschijnlijk besmet geraakt door het eten van rauw paardenvlees geïmporteerd uit Canada en Brazilië. Uit genetische analyse van deze stammen bleek het om 3 verschillende atypische Toxoplasma-stammen te gaan, die het meest voorkomen in Latijns-Amerika en zeer zeldzaam zijn in Frankrijk. (Bron: EID)

West-Nijlvirusinfectie en malaria in Griekenland

In Griekenland is de eerste patiënt van dit jaar met West-Nijlvirusinfectie (WNV) gemeld. Het gaat om een inwoner van een zuidelijke voorstad van Athene. In 2010 werden voor het eerst in Griekenland (regio Centraal-Macedonië) patiënten met WNV gemeld, in 2011 werden patiënten gemeld in een groter geografisch gebied (regio’s Thessalië, Evoia, Viotia en Attica). Tevens wordt melding gemaakt van de tweede malariapatiënt (Plasmodium vivax) van dit jaar. Afgelopen jaren waren er locale uitbraken van malaria. In 2011
werden 63 malariapatiënten gemeld. Het voorkomen van WNV en malaria in Griekenland heeft geleid tot intensieve samenwerking tussen de Griekse overheid, het European Center for Disease prevention and Control (ECDC European Centre for Disease Prevention and Control (European Centre for Disease Prevention and Control)) en een internationale groep experts op het gebied van vectorsurveillance en -bestrijding. (Bronnen: EWRS early warning response system (early warning response system), EpiSouth)

Toename syfilismeldingen in Duitsland in 2011

Het aantal syfilismeldingen is in Duitsland is met 22% gestegen van 3.033 in 2010 naar 3.698 gevallen in 2011 (zie figuur). De grootste toename was in Berlijn, Hamburg en Bremen. De toename per 100.000 inwoners van syfilisgevallen is groter bij mannen dan bij vrouwen. 84% Van de patiënten waren MSM. In Nederland is er sinds 2004 een daling van het aantal syfilispatiënten dat in soacentra wordt gezien, zowel bij heteroseksuelen als bij MSM. (Bron: Epidemiologisches Bulletin)

 

 

 

Figuur 3 Aantal syfilismeldingen in Duitsland in de periode 1971-2011

Auteur

E. Fanoy, Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM, Bilthoven

Correspondentie
E. Fanoy | ewout.fanoy@rivm.nl