Het RIVM heeft geëvalueerd hoe in Nederland nieuwe verontreinigende stoffen in de bronnen van drinkwater worden aangepakt. De huidige ‘signaleringsparameter’ blijkt voor de meeste nieuwe stoffen goed te werken.

Vaak is over deze stoffen nog weinig informatie beschikbaar om te beoordelen welke concentratie in drinkwater veilig is. Daarom wordt uit voorzorg voor al deze stoffen een lage concentratie van 1 microgram per liter aangehouden als signaleringsparameter. Boven deze concentratie moet worden onderzocht wat de effecten ervan op de kwaliteit van het drinkwater zijn.

Voor een beperkt aantal zeer schadelijke stoffen is een strengere waarde nodig. Om tijdig maatregelen te kunnen nemen is het daarom belangrijk om de concentraties van mogelijke risicostoffen in de hele drinkwaterketen (van bron tot tap) nauwgezet te volgen. De Nederlandse drinkwaterbedrijven doen dit ook. Ze meten de kwaliteit van de drinkwaterbronnen en het drinkwater zeer uitgebreid en werken continu aan mogelijke verbeteringen.

Hoewel de huidige aanpak in principe voldoet, reikt het RIVM in het rapport twee andere mogelijkheden aan, met enkele voor- en nadelen ervan. Het RIVM beveelt aan om de maatschappelijke haalbaarheid van de verschillende opties in beeld te brengen (betaalbaarheid en uitvoerbaarheid). Ook wordt aanbevolen om de informatie over de schadelijke effecten van stoffen in drinkwater beter toegankelijk te maken voor waterbeheerders. Bij alle opties blijft het belangrijk om de concentraties van nieuwe risicostoffen van bron tot tap nauwgezet te monitoren. 

Dit onderzoek is onderdeel van de structurele aanpak die het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM Infrastructuur en Milieu (Infrastructuur en Milieu)) aan het opzetten is om beter met nieuwe stoffen om te kunnen gaan