Bijna een miljoen mensen van 65 jaar en ouder gebruikt dagelijks vijf of meer medicijnen. Deze polyfarmacie kan vooral bij kwetsbare ouderen tot risico’s leiden, zoals onnodige ziekenhuisopnamen. Mensen slikken soms medicijnen die ze niet meer nodig hebben of hebben juist een extra geneesmiddel nodig. Betere afstemming tussen zorgverleners is nodig. Dit blijkt uit een onderzoek van het RIVM.

Het RIVM zocht op verzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ Inspectie voor de Gezondheidszorg (Inspectie voor de Gezondheidszorg)) naar risico’s van polyfarmacie bij kwetsbare ouderen en naar maatregelen die deze risico’s kunnen beperken.

Uit het onderzoek blijkt dat 30-45 procent van de 65-plussers, in totaal tussen 750.000 en één miljoen mensen, dagelijks vijf of meer verschillende geneesmiddelen gebruiken. Voor bijna 20 procent van de 75-plussers (circa 200.000 mensen) loopt dit aantal op tot meer dan negen. Sommige van deze medicijnen zijn niet, of niet meer, nodig (overbehandeling). Ook is er soms sprake van onderbehandeling: dan is een geneesmiddel wél nodig, maar wordt het niet voorgeschreven. Onderzoek laat zien dat ongeveer 40 procent van de bewoners van verzorgingshuizen over- of onderbehandeld wordt.

Bij polyfarmacie is er soms sprake van vermijdbare bijwerkingen of een ongunstige wisselwerking tussen verschillende geneesmiddelen. Vooral bij kwetsbare ouderen kan de inname van veel medicatie leiden tot onnodige ziekenhuisopnamen.

De problemen van polyfarmacie ontstaan onder andere doordat meerdere artsen geneesmiddelen aan één patiënt voorschrijven en/of stoppen en elkaar onvoldoende op de hoogte stellen. Het gaat hier zowel om de informatie-uitwisseling tussen zorgverleners onderling als tussen zorgverleners en patiënt of mantelzorger. Andere oorzaken zijn het gebruik van risicovolle geneesmiddelen, zoals bloedverdunners en bepaalde pijnstillers, en beperkingen in de gezondheid van de patiënt, zoals een verminderde nierfunctie.

Het RIVM constateert dat de uitvoering van bepaalde richtlijnen om medicatieveiligheid te verbeteren knelpunten kent. Zo is er regelmatig sprake van gebrekkige informatietechnologie, waardoor informatie niet elektronisch kan worden uitgewisseld tussen de verschillende zorgverleners. Daarnaast is de samenwerking en communicatie tussen de diverse zorgverleners niet altijd optimaal. Zo ontbreken soms afspraken tussen artsen en apothekers over de uitvoering van de jaarlijkse medicatiebeoordelingen. Verder is niet duidelijk welke combinatie van factoren nu het allerhoogste risico vormt voor ouderen met polyfarmacie. Tot slot zijn gebrek aan tijd, scholing en een adequate financiering knelpunten die de uitvoering van de jaarlijkse medicatiebeoordelingen voor ouderen belemmeren.