Arts onderzoekt een baby

In het huidige vaccinatieprogramma krijgen kinderen vier prikken tegen pneumokokkenziekte. Door één pneumokokkenprik minder en ook één prik iets later te geven, zal de inenting voor kinderen minder belastend zijn. De bescherming tegen pneumokokkenziekte is bij één prik minder, tenminste even goed. Deze verandering in het vaccinatieschema levert daarnaast een aanzienlijke kostenbesparing in de gezondheidszorg op. Dit blijkt uit de PIM Pneumokokken Iets Minder (Pneumokokken Iets Minder)-studie (‘Pneumokokken Iets Minder’) die door het RIVM is uitgevoerd, in samenwerking met het Spaarne Ziekenhuis Hoofddorp en het Wilhelmina kinderziekenhuis. Het Ministerie van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) is opdrachtgever. De resultaten zijn vandaag gepubliceerd in JAMA Journal of the American Medical Association (Journal of the American Medical Association).

Pneumokokkenziekte

Pneumokokken zijn bacteriën die ernstige ziekten bij jonge kinderen kunnen veroorzaken zoals hersenvliesontsteking en bloedvergiftiging. Pneumokokkenziekte bij kinderen komt vooral voor op de leeftijd 4-9 maanden. Sinds 2006 krijgen kinderen een inenting tegen pneumokokken via het Rijksvaccinatieprogramma (RVP Rijksvaccinatie programma (Rijksvaccinatie programma)) op de leeftijd van 2, 3, 4 en 11 maanden. De eerste drie prikken worden samen de primaire serie genoemd. De laatste prik op 11 maanden is een boostervaccinatie die de werking van de primaire serie versterkt. Er bestaan veel verschillende pneumokokkentypen en het vaccin beschermt tegen de meest voorkomende typen. Na invoering van de pneumokokkenvaccinatie in het RVP is de kans op deze ziekte fors gedaald.

Vaccinatieschema’s vergeleken

In de PIM Pneumokokken Iets Minder (Pneumokokken Iets Minder)-studie zijn verschillende internationale vaccinatieschema’s tegen pneumokokkenziekte vergeleken om te bepalen welk schema het beste werkt in de Nederlandse situatie. De vier onderzochte schema’s waren als volgt opgebouwd: 2, 3, 4 en 11 maanden (o.a. in Nederland),  2, 4, 6 en 11 maanden (o.a. in de Verenigde Staten), 3, 5 en 11 maanden (o.a. in Scandinavië) en 2, 4 en 11 maanden (o.a. in Engeland). Bij alle deelnemende kinderen is gemeten hoeveel antistoffen er één maand na de primaire serie en één maand na de boostervaccinatie werden aangemaakt. Het vaccinatieschema van de primaire serie op 2, 4, 6 maanden bleek de meeste antistoffen te geven gevolgd door het 3, 5-schema en daarna pas het 2, 3, 4- en het 2, 4-schema. Na de boostervaccinatie op 11 maanden bleken alle vier de vaccinatieschema’s even goed te zijn. Er werden voldoende antistoffen aangemaakt om kinderen te beschermen tegen pneumokokkenziekte. Dit resultaat is voorgelegd aan de Gezondheidsraad. Die zal binnenkort beoordelen welke consequenties dit kan hebben voor het huidige vaccinatieprogramma.