De gezondheid van inwoners van krimpregio’s is minder goed dan de gezondheid van inwoners van de rest van Nederland. Uitschieter is Parkstad Limburg waar ruim 25 procent van de mensen aangeeft dat de gezondheid minder is dan goed, tegen 18 procent in heel Nederland. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM naar onder meer ervaren gezondheid, sterfte en levensverwachting in deze regio’s.

De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor de ruimtelijke en sociaaleconomische gevolgen van bevolkingsafname in bepaalde regio’s, de zogenaamde krimpregio’s. Dit onderzoek is een eerste verkenning van de gezondheidssituatie in de drie krimpregio’s van Nederland die de overheid als zodanig heeft aangewezen: Parkstad Limburg (Zuidoost-Limburg), Zeeuws-Vlaanderen en Eemsdelta (Noordoost-Groningen).

In alle drie de krimpregio’s is het percentage onderzochte mensen dat de eigen gezondheid als minder dan goed kwalificeert hoger dan het landelijk gemiddelde (18 procent). In Parkstad vindt meer dan een kwart de eigen gezondheid minder dan goed, in Zeeuws-Vlaanderen is dat 22,5 procent en in de Eemsdelta 20 procent. Van alle gemeenten in deze drie krimpregio’s voelen de inwoners van Heerlen (28,8 procent), Kerkrade en Delfzijl (27,7 procent) zich het meest ongezond.

Ook wat betreft de levensverwachting laat het onderzoek zien dat de krimpregio’s minder gunstig afsteken bij het gemiddelde in Nederland. De levensverwachting van de Nederlander is 80,1 jaar, in Kerkrade is dat 77,0. Daarmee is het de laagst scorende gemeente uit de onderzochte krimpregio’s. Verder constateren de onderzoekers dat in zes van de acht gemeenten van regio Parkstad Limburg de sterfte aan hart- en vaatziekten hoger ligt dan gemiddeld in Nederland. 

Dit gezondheidsverschil is slechts in geringe mate te verklaren door verschillen in de bevolkingssamenstelling, zoals in leeftijdsopbouw of sociaaleconomische status. Andere mogelijke verklaringen zijn een afnemend zorgvoorzieningenniveau in de krimpregio’s en aantasting van de leefomgeving. Deze factoren zijn in dit onderzoek niet bestudeerd. Meer inzicht in het effect van deze factoren is nodig.

Het RIVM heeft het onderzoek uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)). Gegevens over de onderzochte gezondheidsindicatoren waren afkomstig van de RIVM-website Nationale Atlas Volksgezondheid (www.zorgatlas.nl) en het databestand Woon Onderzoek Nederland (WoON) uit 2009.