Geen van de modellen waarmee internationale netwerken van biobanken de juridische verantwoordelijkheid onder het CBD Centraal Bureau Drogisterijbedrijven (Centraal Bureau Drogisterijbedrijven)-Nagoya Protocol proberen te regelen werkt efficiënt. Ze blijken ongeschikt om bij internationale crisissituaties adequaat materialen uit te wisselen tussen public health en/of research instituten. Dat blijkt uit een gezamenlijk artikel van Erasmus MC Erasmus University Medical Center (Erasmus University Medical Center) – Viroscience en RIVM dat vrijdag 26 oktober is gepubliceerd in Science.

Het Nagoya Protocol trad in oktober 2014, onder het VN Verenigde Naties (Verenigde Naties) Biodiversiteitsverdrag in werking. Dit protocol bepaalt dat elk land afzonderlijk eigen voorwaarden kan opleggen, voordat genetisch bronmateriaal zoals bacteriën, virussen en parasieten buiten dat land gebruikt mag worden voor onderzoek en ontwikkeling.

Er is vooral gekeken naar de huidige praktijk van uitwisseling van monsters en isolaten via internationale biobanken, om een idee te krijgen wat de gevolgen zouden zijn als Genomic Sequence Data (GSD) onder de werking van het protocol worden gebracht. GSD is het digitale record van DNA deoxyribonucleic acid (deoxyribonucleic acid) of RNA ribonucleic acid (ribonucleic acid), verkregen via een proces dat genetische sequentiebepaling wordt genoemd.

De auteurs stellen voor om serieus na te denken over een generieke uitzondering voor pathogenen, in ieder geval voor (re-)emerging diseases en crisissituaties. En verder om eenvoudige, multilaterale sharing agreements op mondiaal niveau overeen te komen, in plaats van een onmogelijke veelheid aan bilaterale voorwaarden toe te staan die mondiale samenwerking ontoelaatbaar belemmert.

Meer weten? Lees het artikel "Threats to timely sharing of pathogen sequence data". (DOI: 10.1126/science.aau5229) Dit artikel is geschreven door Caroline dos Santos Ribeiro (RIVM),  Marion Koopmans (Erasmus MC Erasmus University Medical Center (Erasmus University Medical Center) - Viroscience) en George Haringhuizen (RIVM)